In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 juni 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De kinderen verblijven respectievelijk in een jeugdhulpaanbieder en een pleeggezin. De moeder van de kinderen, die momenteel in een revalidatiecentrum verblijft, heeft nog geen geschikte huisvesting gevonden, wat aanleiding geeft tot zorgen over de opvoedomgeving. De kinderrechter heeft, gezien de coronamaatregelen, de betrokkenen telefonisch gehoord en is van oordeel dat deze manier van horen voldoende is om tot een goed oordeel te komen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de kinderen door de moeder wordt uitgeoefend en dat er bij de moeder nog geen stabiele en veilige opvoedomgeving is. Ondanks een prille positieve ontwikkeling in de situatie van de moeder, is er nog geen eigen woning of inkomen. De kinderrechter heeft daarom besloten de machtigingen tot uithuisplaatsing van beide kinderen te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, in het belang van hun verzorging en opvoeding. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.