In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 5 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres, eigenaar van een bungalow op Bungalowpark Het Volkerak, en de Vereniging Bungalowpark Het Volkerak. De eiseres had de vereniging aangeklaagd omdat zij vond dat er onterecht een bedrag van € 1.175,47 van haar bankrekening was geïncasseerd. Dit bedrag was het resultaat van een eerder verstekvonnis, waarin de eiseres was veroordeeld tot betaling van de jaarbijdrage over 2018, die zij volgens eigen zeggen al had voldaan. De vereniging betwistte de vordering van de eiseres en voerde aan dat het verstekvonnis in kracht van gewijsde was gegaan, waardoor de eiseres geen recht meer had om de betaling aan te vechten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres op 24 maart 2019 per e-mail had gereageerd op het verstekvonnis, maar geen verzet had ingesteld. Hierdoor was het verstekvonnis bindend geworden. De rechter oordeelde dat de eiseres diverse mogelijkheden had om zich tegen het verstekvonnis te verzetten, maar deze niet had benut. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen van de eiseres, die waren gebaseerd op de stelling dat het bedrag onterecht was geïncasseerd, niet konden worden toegewezen. De rechter wees alle vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten van de vereniging, vastgesteld op € 600,- aan salaris voor de gemachtigde.
De uitspraak benadrukt het belang van het gezag van gewijsde en de noodzaak voor partijen om tijdig gebruik te maken van rechtsmiddelen. De eiseres had de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen het verstekvonnis, maar heeft dit nagelaten, waardoor haar vorderingen in deze procedure niet konden slagen.