Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
4..De vordering in verzet
5..De beoordeling
6..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerder verstekvonnis van 25 maart 2020. De eiseres, Viramah Vastgoed B.V., had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die een bedrijfsruimte huurde. De gedaagde had een huurachterstand van € 9.017,- en was veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. De gedaagde heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, stellende dat hij recht heeft op huurprijsvermindering vanwege lekkages in het gehuurde pand.
De procedure begon met een dagvaarding op 3 maart 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 11 maart 2020. De gedaagde voerde aan dat hij door de lekkages beperkt gebruik kon maken van het gehuurde, en dat hij daarom aanspraak kon maken op huurprijsvermindering op basis van artikel 7:207 BW. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de lekkages binnen een redelijke termijn zijn hersteld en dat de gedaagde niet voldoende heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk hinder heeft ondervonden van de gebreken.
De kantonrechter heeft de vordering van Viramah toegewezen en het verstekvonnis bekrachtigd. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde de ontruiming van de bedrijfsruimte moet uitvoeren, ondanks dat hij mogelijk in hoger beroep gaat. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van huur en de gevolgen van huurachterstand voor huurders.