In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, is een vordering aanhangig gemaakt door de eiser, een verhuurder, tegen de gedaagde, een huurder, wegens huurachterstand. De eiser heeft bij dagvaarding op 27 januari 2020 gevorderd dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.184,73 aan achterstallige huur, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De gedaagde heeft de huurachterstand erkend, maar heeft een betalingsregeling voorgesteld, welke door de eiser niet is geaccepteerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks financiële moeilijkheden, verplicht is de huurpenningen te voldoen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 948,19 en de wettelijke rente. De gedaagde is in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 341,09 aan verschotten en € 450,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.