ECLI:NL:RBROT:2020:5242

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
8321437 CV EXPL 20-5233
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot premiebetaling door zorgverzekeraar met niet-ontvankelijkheid in reconventionele eis

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde die in persoon procedeert. Zilveren Kruis vorderde betaling van een achterstallige premie van € 237,21, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde had een zorgverzekering afgesloten en was maandelijks premie verschuldigd. Zilveren Kruis stelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de premie over de maanden september en oktober 2019.

De gedaagde voerde verweer en stelde dat hij de gevorderde premie al had betaald, maar kon dit niet voldoende onderbouwen met betalingsbewijzen. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de vordering onvoldoende had weersproken en wees de vordering van Zilveren Kruis toe. Tevens werd de wettelijke rente toegewezen, omdat hiertegen geen verweer was gevoerd. De kantonrechter wees ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toe, aangezien aan de wettelijke vereisten was voldaan.

Daarnaast werd de gedaagde niet-ontvankelijk verklaard in zijn eis in reconventie, omdat hij deze niet tijdig had ingediend. De kantonrechter veroordeelde de gedaagde in de proceskosten, die aan de zijde van Zilveren Kruis waren vastgesteld op een totaalbedrag van € 301,09. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8321437 CV EXPL 20-5233
uitspraak: 12 juni 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[naam gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Zilveren Kruis’ en ‘ [naam gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 27 januari 2020, met producties;
de conclusie van antwoord, bestaande uit de aantekeningen van de griffier ter rolzitting en de aldaar overgelegde producties;
de conclusie van repliek, met producties;
de conclusie van dupliek, met producties.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
[naam gedaagde] heeft bij Zilveren Kruis een zorgverzekering afgesloten zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet. Op grond van deze overeenkomst is [naam gedaagde] premie verschuldigd, maandelijks bij vooruitbetaling.

3..Het geschil

3.1
Zilveren Kruis vordert dat [naam gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan Zilveren Kruis van een bedrag van € 237,21, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 186,- vanaf 17 januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Zilveren Kruis legt – kort samengevat – het volgende aan haar vordering ten grondslag. [naam gedaagde] is op grond van de zorgverzekeringsovereenkomst gehouden om premie te voldoen. Zilveren Kruis legt nakoming van deze verplichting aan haar vordering ten grondslag. De achterstand is – inclusief rente en kosten – opgelopen tot een bedrag van € 237,21.
3.3
[naam gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Daarop zal — voor zover van belang — hierna worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat [naam gedaagde] op grond van de tussen partijen bestaande overeenkomst maandelijks premie is verschuldigd.
4.2
Zilveren Kruis vordert in deze procedure betaling van de resterende premie over de periodes september en oktober 2019. [naam gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat hij de gevorderde premie al heeft betaald. Hij heeft ter onderbouwing daarvan betalingsbewijzen overgelegd.
4.3
Uit de door [naam gedaagde] overgelegde betalingsbewijzen blijkt niet van betalingen in de periode tussen 29 juli 2019 en 11 november 2019. Deze betaalbewijzen kunnen derhalve ook niet zonder meer strekken tot bewijs dat de gevorderde premie over de periodes september en oktober 2019 met deze betalingen is voldaan.
4.4
Zilveren Kruis heeft alle betalingen uit het door [naam gedaagde] overgelegde overzicht erkend, maar zij stelt zich op het standpunt dat zij deze betalingen op andere periodes en zorgkosten heeft geboekt. [naam gedaagde] heeft niet weersproken dat deze betalingen op juiste wijze zijn geboekt op verschuldigde premie over andere periodes. [naam gedaagde] heeft eveneens geen andere betaalbewijzen overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat [naam gedaagde] de gevorderde premie al heeft betaald. Dat tussen partijen eerder een procedure is gevoerd waarin de vordering van Zilveren Kruis is afgewezen doet aan de verschuldigdheid van de in deze procedure gevorderde premiebetalingen niets af. Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot het oordeel dat [naam gedaagde] de vordering onvoldoende heeft weersproken en wijst de vordering toe.
4.5
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
4.6
Zilveren Kruis maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
4.7
Voor zover [naam gedaagde] heeft bedoeld bij dupliek een eis in reconventie in te stellen, wijst de kantonrechter erop dat dit op grond van artikel 137 Rv niet langer mogelijk is bij conclusie van dupliek. Een dergelijke vordering had [naam gedaagde] reeds bij conclusie van antwoord moeten doen. De opmerking van [naam gedaagde] bij antwoord dat als zou blijken dat hij een voorstand heeft, hij het te veel betaalde of geïncasseerde terug wil ontvangen, is niet als een vordering in reconventie aan te merken. Omdat [naam gedaagde] heeft nagelaten zijn vordering direct bij antwoord in te stellen, is hij niet-ontvankelijk in zijn eis in reconventie.
4.8
[naam gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [naam gedaagde] aan Zilveren Kruis te betalen een bedrag van € 237,21, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 186,- vanaf 17 januari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 124,- aan griffierecht, € 105,09 aan dagvaardingskosten en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645