In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging Buma en een gedaagde, die als voormalig beherend vennoot van een opgeheven commanditaire vennootschap aansprakelijk is voor de schulden van die vennootschap. Buma, een auteursrechtenorganisatie, vorderde een bedrag van € 25.000,00 van de gedaagde, dat voortkwam uit het niet betalen van een factuur voor het openbaar maken van muziekwerken tijdens een evenement dat door de commanditaire vennootschap was georganiseerd. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de factuur te laat was verzonden en dat hij niet verantwoordelijk was voor de betaling omdat andere partijen ook bij het evenement betrokken waren.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde als beherend vennoot aansprakelijk was voor de verbintenissen van de commanditaire vennootschap, ook na de opheffing van de vennootschap. De rechter stelde vast dat de gedaagde niet had gereageerd op de conclusie van repliek van Buma en dat de factuur tijdig was verzonden, aangezien de vertraging te wijten was aan het feit dat de vennootschap niet tijdig de benodigde informatie had verstrekt. De kantonrechter wees de vordering van Buma toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelde de gedaagde in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van beherende vennoten in commanditaire vennootschappen en de noodzaak voor organisatoren van evenementen om tijdig toestemming te vragen voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermde muziekwerken.