ECLI:NL:RBROT:2020:5282
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de schuldsaneringsregeling in het kader van de Faillissementswet met betrekking tot verzoeker en zijn schulden aan de Belastingdienst
Op 14 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor verzoeker, die in financiële problemen verkeerde. Verzoeker had een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, waarbij hij werd bijgestaan door zijn schuldbemiddelaar en accountant. Vanwege de coronamaatregelen vond er geen fysieke zitting plaats; in plaats daarvan werd verzoeker telefonisch gehoord. De rechtbank beoordeelde of verzoeker voldeed aan de eisen voor de schuldsaneringsregeling, waarbij de goede trouw van verzoeker centraal stond. De rechtbank constateerde dat verzoeker in de afgelopen vijf jaar niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van zijn schulden, met name de schuld aan de Belastingdienst. Desondanks oordeelde de rechtbank dat er voldoende aannemelijk was dat verzoeker de omstandigheden die hebben geleid tot zijn schulden onder controle had gekregen. De rechtbank wees op de inspanningen die verzoeker had geleverd om tot een minnelijke regeling met de Belastingdienst te komen en zijn huidige inkomsten uit arbeid. De rechtbank sprak de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit en benoemde mr. C.G.E. Prenger tot rechter-commissaris. Tevens werden voorwaarden gesteld aan de bewindvoerder en de verplichtingen van verzoeker tijdens de schuldsaneringsregeling.