ECLI:NL:RBROT:2020:5310

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
10/960294-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van doodslag en zware mishandeling door het dragen van een automatisch vuurwapen in Syrië

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 18 juni 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die in de periode van 24 december 2016 tot en met 26 mei 2017 naar Syrië reisde om zich aan te sluiten bij de medische unit van de Koerdische YPG. De verdachte droeg dagelijks een automatisch vuurwapen, waarmee hij zich schuldig maakte aan voorbereidingshandelingen voor doodslag en zware mishandeling, zowel naar Nederlands als naar Syrisch recht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust in een gevaarlijke situatie bevond en dat het dragen van het wapen niet gerechtvaardigd was, ondanks zijn bewering dat hij het wapen ter bescherming van de lokale bevolking droeg. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, samen met een taakstraf van 240 uur. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De verdachte werd ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van een stiletto en het bezit van dierenpornografische afbeeldingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij sinds zijn terugkeer in Nederland zijn leven weer had opgebouwd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960294-17
Datum uitspraak: 18 juni 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. P. van der Vegt, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Sannes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (voorbereiding van doodslag), 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. Aangevoerd is dat de Syrische strafwetgeving in Noord-Syrië niet alleen niet gehandhaafd wordt, maar ook dat deze in de Koerdische gebieden niet van kracht is. Dat maakt dat niet is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid zoals bepaald in artikel 7 Wetboek van Strafrecht (hierna: WvSr).
4.2.
Beoordeling
Artikel 7 WvSr bepaalt dat de Nederlandse strafwet toepasselijk is op de Nederlander die zich buiten Nederland schuldig maakt aan een feit dat door de Nederlandse strafwet als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land waar het begaan is, straf is gesteld.
De verdachte heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij wordt – kort samengevat - verdacht van het plegen van voorbereidingshandelingen van moord, doodslag of zware mishandeling door het dragen van een automatisch vuurwapen in Syrië in de periode van 24 december 2016 tot en met 26 mei 2017. Het betreft hierbij naar Nederlands recht een misdrijf, strafbaar gesteld in artikel 46 WvSr.
Artikel 316 van het Syrisch wetboek van strafrecht stelt het dragen van wapens en munitie met het oogmerk een misdaad te plegen, strafbaar. In artikel 199 van het Syrisch wetboek van strafrecht is strafbaar gesteld elke poging om een misdrijf te plegen die begint met daden die gericht zijn op het plegen daarvan. De rechtbank stelt vast dat het hierbij gaat om artikelen die in de kern hetzelfde rechtsgoed beschermen als het Nederlandse artikel, te weten de veiligheid en gezondheid van personen.
Het feit heeft plaatsgevonden in Rojava, een gebied in Noord-Syrië. In het deskundigenrapport van Dr. J. Jolen, Midden-Oosten deskundige, van 18 september 2018, is beschreven hoe de situatie in Noord-Syrië vanaf 2013 tot en met 2018 was. Het gebied waar Rojava toe behoort is in die periode in handen van diverse (strijd)groepen geweest. In maart 2016 hebben Koerdische groeperingen een autonome federatie uitgeroepen. Deze autonome federatie is niet door Syrië erkend en heeft thans internationaal ook geen erkenning. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat in de tenlastegelegde periode de Syrische wetgeving van toepassing was.
Als er al acht geslagen zou worden op de wetgeving van de niet erkende federatie dan overweegt de rechtbank nog het volgende. Jolen beschrijft dat in 2014 een Charter of Social Contract is uitgevaardigd. Daarin staat het volgende vermeld:

Syrian criminal and civil legislation is applicable in the Autonomous Regions except where it contradicts provisions of this Charter.”
Uit het rapport van Jolen is niet gebleken dat het strafbaar stellen van een dergelijk ernstig misdrijf als het plegen van voorbereidingshandelingen van moord of doodslag met een vuurwapen sprake zou zijn van strijd met enige bepaling uit dit Charter. Dat ligt ook niet voor de hand nu het beschermde belang het menselijk leven betreft, een fundamenteel recht, dat verankerd is in onder meer mensenrechtenverdragen. Universeel wordt aangenomen dat deze norm niet overtreden mag worden.
Dat betekent dat er vanuit kan worden gegaan dat de genoemde strafrechtelijke normen in het Syrisch wetboek van strafrecht naar hun inhoud geldend waren ten tijde van het tenlastegelegde.
De stelling dat de wetten niet gehandhaafd worden in het gebied – wat daar ook van zij- doet geen afbreuk aan de dubbele strafbaarheid. Het kan niet zo zijn dat een Nederlandse burger straffeloos (ernstige) strafbare feiten mag plegen in het buitenland indien de betrokken strafbepalingen daar door (oorlogs)omstandigheden niet gehandhaafd (zouden kunnen) worden.
De door de verdachte aangevoerde rechtvaardigingsgrond, dat hij het wapen droeg ter bescherming van de lokale bevolking en zich aansloot bij de medische unit van de YPG wordt niet meegewogen in het kader van de beoordeling of het feit strafbaar is in Syrië. Er is in dit geval geen sprake van een concreet gronddelict of een reactie op een concrete aanval. De verdachte heeft welbewust een instabiele en gevaarlijke situatie opgezocht door naar dit deel van Syrië te gaan en kan zich niet op voorhand beroepen op de straffeloosheid van het dragen van een automatisch vuurwapen dat hij zou moeten of kunnen gebruiken om te doden of te verwonden.
De rechtbank is van oordeel dat voldaan is aan het vereiste van dubbele strafbaarheid.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering feit 1
5.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat de criminele intentie op het plegen van een strafbaar feit niet bewezen kan worden. Hij droeg het vuurwapen om de plaatselijke bevolking te helpen. Hij maakte deel uit van een medische unit. Deze unit verzorgde de evacuatie en de verzorging van gewonden. De verdachte was aangesteld om deze unit te verdedigen, heeft geen gevechtshandelingen gepleegd en heeft evenmin de intentie gehad om geweld te plegen. Het vuurwapen was niet bestemd tot het plegen van een geweldsfeit. De verdachte moet dan ook worden vrijgesproken.
5.1.2.
Beoordeling
De verdachte is naar een oorlogsgebied vertrokken in Syrië alwaar hij de beschikking had over een automatisch vuurwapen, een AK47. Dat dit vuurwapen geschikt is om te doden of te verwonden staat vast en het is dus bestemd om een misdrijf te begaan. Hij droeg dit wapen om te doden of te verwonden indien dat nodig was. Zo heeft hij op de zitting verklaard dat, indien er een bezoeker bij de medische unit zou komen die afkomstig was van IS, of hij een aanval zou vermoeden, hij het vuurwapen zou gebruiken. Daartoe was hij ook aangesteld en opgeleid. Hij heeft een training gevolgd en heeft, in het kader van die training, ook leren schieten. De intentie om het wapen te gebruiken en daarmee iemand te doden of te verwonden is dan ook aanwezig. Dat hij - zoals de verdachte stelt - uiteindelijk geen gevechtshandelingen heeft gepleegd of het wapen niet daadwerkelijk heeft gebruikt om op anderen te vuren, doet daar niet aan af. Dat is ook niet ten laste gelegd. Feit is dat hij welbewust naar een gebied is afgereisd waar geweld aan de orde van de dag is. Hij droeg daar een automatisch vuurwapen en was klaar om dit wapen gebruiken. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het plegen van doodslag dan wel zware mishandeling.
5.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.3.
Bewijswaardering feit 3
5.3.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de afbeeldingen opzettelijk, ook niet in voorwaardelijke zin, in zijn bezit heeft gehad. Allereerst waren de aangetroffen bestanden niet vastgelegd, maar juist verwijderd. Daarnaast had de verdachte geen wetenschap van de bestanden en is de laptop voor een groot deel van de tenlastegelegde periode niet in zijn bezit geweest. Voorts blijkt uit het dossier niet dat de verdachte de vereiste beschikkingsmacht had over de bestanden.
5.3.2.
Beoordeling
De verdachte heeft eerst ter zitting verklaard dat hij de laptop waarop de afbeeldingen zijn aangetroffen had uitgeleend van ergens begin 2016 tot aan begin januari 2018. Voorts is een schriftelijke verklaring van de moeder van de verdachte overgelegd van mei 2020 waarin zij hetzelfde heeft verklaard. Die verklaring van de verdachte wordt niet geloofwaardig geacht, reeds omdat hij daar in een zeer laat stadium pas mee is gekomen, terwijl de inhoud van die verklaring er niet aan in de weg stond dat hij die eerder zou hebben gegeven. Sterker nog, het had zeker op zijn weg gelegen dat te doen. Voorts strookt de verklaring niet met de antwoorden die de verdachte op gedetailleerde vragen omtrent het gebruik van de computer door anderen heeft gegeven bij de politie. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de laptop, afgezien van de periode dat hij in Syrië verbleef, steeds in het bezit is geweest van de verdachte.
Uit de vindplaats van de verwijderde bestanden blijkt dat deze eenvoudig toegankelijk zijn gebleven voor de gebruiker van de computer.
Op de laptop was één useraccount aangemaakt met de naam ‘ [acountnaam] ’. In de personal folder mappen van dit user account stonden data die door een gebruiker waren opgeslagen, waaronder een inkomensverklaring op naam van de verdachte. Verder stonden er diverse fragmenten van Skype gesprekken in de “Appdata” van dit account. Het skypeaccount dat werd gebruikt was [skypeaccountnaam] , en in één van de fragmenten werd de verdachte als eigenaar van dit Skype account genoemd. Gelet op deze omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte de gebruiker was van het user account ‘ [acountnaam] ’. In de recyclebin van hetzelfde useraccount zijn vervolgens de bestanden met dierenporno aangetroffen. Hiermee staat vast dat de verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over de bestanden zodat het verweer van de raadsman wordt verworpen.
5.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte in het bezit is geweest van dierenpornografische afbeeldingen.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 24 december 2016
tot en met 26 mei 2017 te Syrië meermalen, telkens
opzettelijk,
ter voorbereiding van het/de te plegen misdrij(f)(ven) doodslag (op één of meer perso(o)n(en) en/of zware
mishandeling (van één of meer perso(on)n(en)) opzettelijk een automatisch vuurwapen, kennelijk bestemd tot het begaan van dat
/diemisdrij(f
)(ven)voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 12 januari 2018 te Valkenswaard een wapen van
categorie I, onder 1, te weten een stiletto, voor handen heeft gehad;
3.
hij in de periode van 15 mei 2016 tot en met 12 januari 2018 in Nederland, meermalen,
afbeeldingen, te weten video's,
in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeeldingen (telkens) (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar
is/zijn, waarbij (telkens) een mens en een dier is betrokken ,
welke voornoemde ontuchtige handelingen - zakelijk weergegeven -
bestonden uit:
- het door een volwassen persoon in de mond nemen van de geslachtsdelen van
een dier, te weten een paard
(bestandsnamen [bestandsnaam 1] , [bestandsnaam 2] , [bestandsnaam 3] , [bestandsnaam 4] ,
[bestandsnaam 5] )
en
- het door een dier, te weten een hond en/of een paard, vaginaal penetreren
van een volwassen persoon (bestandsnamen [bestandsnaam 6] , [bestandsnaam 7] ,
[bestandsnaam 1] , [bestandsnaam 2] , [bestandsnaam 3] , [bestandsnaam 8] , [bestandsnaam 5] , [bestandsnaam 9] ).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

6.1.
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:

1..voorbereiding van doodslag en zware mishandeling

2..handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie

3. een afbeelding van een ontuchtige handeling, waarbij een mens en een dier zijn betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd
6.2.
Strafbaarheid
6.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden ontslagen van rechtsvervolging wegens het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid met betrekking tot feit 1. De strafbaarstellingen van artt. 289, 287 en 302 (jo 46) WvSr zijn erop gericht om burgers te beschermen tegens levensbedreigend geweld. Dit geweld vindt in Noord-Syrië dagelijks plaats. De aan de verdachte verweten verwijten heeft hij verricht met als doel een bijdrage te leveren aan de bescherming van de burgers. Gelet op alle omstandigheden heeft hij kennelijk willen handelen in overeenstemming met de ratio van de strafbaarstelling van voornoemde artikelen.
6.2.2.
Beoordeling
Van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid kan sprake zijn als met de gedraging de belangen die de overtreden bepaling geacht wordt te beschermen, beter zijn gediend dan bij gehoorzaamheid aan de tekst van de wet. Daarvan is echter niet gebleken.
De rechtbank overweegt daartoe dat in een ordelijke situatie van vrede het dragen van een wapen door een bevoegde autoriteit (politie, militair) een rechtvaardigingsgrond zou kunnen vormen. Dat dragen is er dan om het staatsgezag en de openbare orde te handhaven. In dit geval is sprake van een gebruik dat niet een reguliere uitoefening van de ter plaatse geldende overheidsmacht (in casu de Syrische) is. De omstandigheid dat de politieke situatie ter plaatse instabiel is, en er sprake is van dagelijks levensbedreigend geweld, doet aan de strafbaarheid dan ook niet af. Aan die instabiele situatie mocht de verdachte niet het vertrouwen ontlenen dat zijn handelen niet strafbaar zou zijn, hij heeft bovendien, zoals overwogen, die instabiele en gevaarlijke situatie welbewust opgezocht. De verdachte had hierbij echter de door de strafwet getrokken grenzen in acht moeten nemen.
6.2.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

7.1.
Standpunt verdediging
In het scenario dat de verdachte wel zijn wapen had gebruikt, is het meer dan aannemelijk dat dit enkel in een overmacht- dan wel noodweersituatie zou zijn gebeurd.
7.2.
Beoordeling
Voor zover de raadsman met zijn standpunt een beroep heeft willen doen op een schulduitsluitingsgrond geldt dat dit beroep niet opgaat. Het gronddelict is nog niet aan de orde, dus de concrete situatie waarin het beroep op de schulduitsluitingsgrond zou worden gedaan staat niet ter beoordeling en kan niet worden ingeroepen als exceptie.
7.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen gericht op het plegen van doodslag en zware mishandeling. Hij is naar Syrië afgereisd, om zich aan te sluiten bij de Tactical Medical Unit van de YPG. Hij heeft daar training gevolgd om te leren schieten en tijdens zijn aanwezigheid daar droeg hij elke dag een automatisch vuurwapen als onderdeel van zijn uitrusting. Hij droeg dit wapen om te doden of te verwonden indien dat nodig was. Dat hij uiteindelijk geen gevechtshandelingen heeft gepleegd of het wapen daadwerkelijk heeft gebruikt om te vuren op anderen, doet daar niet aan af. Feit is dat hij door welbewust naar een gebied af te reizen waar geweld aan de orde van de dag is, hij zich in de positie heeft geplaatst dat het zou kunnen voorkomen dat hij geweld zou moeten gebruiken. De rechtbank rekent de verdachte dit aan.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een stiletto. Het voorhanden hebben van dergelijke wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en vergroot de maatschappelijke onveiligheid.
Daarnaast heeft verdachte meerdere video’s met daarop dierenpornografische afbeeldingen in zijn bezit gehad. Voor de vervaardiging van deze afbeeldingen zijn dieren misbruikt en geëxploiteerd ten behoeve van een onzedelijke behoeftebevrediging van personen. Hierin is het belang gelegen dat deze strafbepaling beoogt te beschermen. Hiervoor geldt dat door het bekijken en bewaren van dit soort afbeeldingen de vraag daarnaar blijft bestaan en het vervaardigen wordt bevorderd.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 mei 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportage van de reclassering en andere persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De verdachte is in verband met onderhavige zaak aangehouden op 12 januari 2018 en op 14 januari 2018 weer op vrije voeten gesteld.
Uit een ongedateerd advies van de Reclassering dat – gezien de inhoud – rond januari 2019 is opgesteld en uit hetgeen de verdachte ter terechtzitting heeft aangevoerd komt het volgende naar voren. De verdachte heeft sinds zijn terugkomst in Nederland in mei 2017 zijn leven weer opgebouwd. Hij heeft een gezin, is een eigen bedrijf gestart en werkt hard om zijn schulden af te betalen. Hij heeft zijn leven weer op orde. De reclassering adviseert geen bijzondere voorwaarden aangezien dit ‘mosterd na de maaltijd’ zou zijn.
De rechtbank heeft de indruk dat het een eenmalige impuls van de verdachte is geweest om zich voor te bereiden op gewelddadig handelen. Uit het dossier komt voorts geen concreet bewijs naar voren dat hij daadwerkelijk zelf wapens heeft gebruikt tegen personen.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vindt de rechtbank gelet op het voorgaande echter niet op zijn plaats. Om die reden wordt in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf opgelegd met daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder 1, 2 en 3 op de als bijlage IV aangehechte beslaglijst genoemde voorwerpen te onttrekken aan het verkeer.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich hiertegen niet verzet.
9.3.
Beoordeling
De onder 2 op de als bijlage IV aangehechte beslaglijst genoemde stiletto zal worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang. Ten aanzien van de onder 1 en 3 genoemde goederen op de als IV aangehechte beslaglijst zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 46, 57, 254a en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet Wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 (voorbereiding van doodslag en zware mishandeling), 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
236 (tweehonderdzesendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
118 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: de onder 2 op de als bijlage IV aangehechte beslaglijst genoemde stiletto;
- gelast de teruggave aan verdachte van: de onder 1 en 3 op de als bijlage IV aangehechte beslaglijst genoemde messen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. D. L. Spierings en A. Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 december 2016
tot en met 26 mei 2017 te Syrië en/of Irak
meermalen, althans éénmaal (telkens)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk,
ter voorbereiding van het/de te plegen misdrij(f)(ven) moord (op één of meer
perso(o)n(en) en/of doodslag (op één of meer perso(o)n(en) en/of zware
mishandeling (van één of meer perso(on)n(en))
opzettelijk een of meer (automatische) vuurwapen(s), kennelijk bestemd tot
het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd
en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
(artikel 46 jo. 289, 287 en 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 12 januari 2018 te Valkenswaard een of meer wapens van
categorie I, onder 1, te weten een stiletto, voor handen heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor
zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in
dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2016 tot en met 12 januari 2018, te
Valkenswaard, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
afbeeldingen, te weten foto's en/of video's/films,
althans een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten een laptop van
het merk Samsung,
in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeeldingen (telkens) (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar
is/zijn, waarbij (telkens) een mens en een dier is betrokken en/of schijnbaar
is betrokken,
welke voornoemde ontuchtige handeling(en) - zakelijk weergegeven - (telkens)
bestond(en) uit:
- het door een volwassen persoon in de mond nemen van de geslachtsdelen van
een dier, te weten een hond en/of een paard en/of pony
(bestandsnamen [bestandsnaam 1] , [bestandsnaam 2] , [bestandsnaam 3] , [bestandsnaam 4] ,
[bestandsnaam 5] )
en/of
- het door een dier, te weten een hond en/of een paard, vaginaal penetreren
van een volwassen persoon (bestandsnamen [bestandsnaam 6] , [bestandsnaam 7] ,
[bestandsnaam 1] , [bestandsnaam 2] , [bestandsnaam 3] , [bestandsnaam 8] , [bestandsnaam 5] , [bestandsnaam 9] ).
art 254a lid 1 Wetboek van Strafrecht