ECLI:NL:RBROT:2020:5320

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
18 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595013 / JE RK 20-1043 en C/10/596331 / JE RK 20-1308
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige kinderen tijdens coronacrisis

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 2 juni 2020, is de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], aan de orde. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond beoordeeld in het licht van de coronamaatregelen die op dat moment van kracht waren. De moeder van de kinderen, bijgestaan door haar advocaat mr. Ch. J. Nicolaï, heeft de verzoeken begrepen, maar heeft ook haar zorgen geuit over de zorg voor haar kinderen. De kinderrechter heeft de kinderen telefonisch gehoord, wat in deze uitzonderlijke omstandigheden als voldoende werd beschouwd om tot een oordeel te komen.

De feiten tonen aan dat [naam kind 1] en [naam kind 2] in hun ontwikkeling worden bedreigd. [naam kind 1] verblijft wisselend bij de moeder en in een begeleid woontraject, terwijl [naam kind 2] op een gesloten groep verblijft. De kinderrechter heeft eerder al ondertoezichtstellingen en machtigingen tot uithuisplaatsing verleend, die binnenkort zouden aflopen. De GI heeft verzocht om verlenging van deze maatregelen, waarbij de noodzaak van de uithuisplaatsing van beide kinderen werd onderbouwd met de problematiek die zij ondervinden.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beslissing houdt rekening met de huidige situatie en de zorgen van de moeder, maar benadrukt ook dat de kinderen momenteel niet in een veilige en stabiele omgeving kunnen opgroeien. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] verlengd tot aan haar meerderjarigheid en de ondertoezichtstelling van [naam kind 2] voor de duur van een jaar. Tevens zijn de machtigingen tot uithuisplaatsing van beide kinderen verlengd, met de nadruk op de noodzaak van deze maatregelen voor hun ontwikkeling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/595013 / JE RK 20-1043 en C/10/596331 / JE RK 20-1308
datum uitspraak: 2 juni 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlen(g)ing uithuisplaatsing

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2003 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2004 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 april 2020, ingekomen bij de griffie op 16 april 2020;
- het faxbericht van de GI van 12 mei 2020, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 11 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 12 mei 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de Rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter de betrokkenen op
2 juni 2020 telefonisch gehoord.
Gehoord zijn:
  • [naam kind 1] , die voorafgaand aan het telefoongesprek met de GI en de moeder apart is gehoord,
  • [naam kind 2] , die voorafgaand aan het telefoongesprek met de GI en de moeder apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door mr. Ch. J. Nicolaï, advocaat te Schiedam,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] .
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – op dit moment voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] verblijft wisselend bij de moeder en binnen een begeleid wonentraject van Enver.
[naam kind 2] verblijft op een gesloten groep van Schakenbosch.
Bij beschikking van 27 september 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] verlengd tot 12 juni 2020. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot 12 juni 2020.
Bij beschikking van 5 juli 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 2] verlengd tot 12 juni 2020. Bij beschikking van 13 februari 2020 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdzorg verleend met ingang van 24 februari 2020 tot 12 juni 2020.

De verzoekenHet verzoek met zaaknummer C/10/595013:

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] te verlengen tot aan haar meerderjarigheid. Tevens heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlengen tot aan haar meerderjarigheid.
De GI heeft tevens verzocht een machtiging gesloten jeugdzorg van [naam kind 2] te verlenen voor de duur van zes maanden. De GI heeft dit verzoek bij het faxbericht van 11 mei 2020 ingetrokken.
Het verzoek met zaaknummer C/10/596331:
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens heeft de GI verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van een jaar.
De GI heeft beide verzoeken gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind 2] heeft aangegeven naar huis te willen, maar zijn problematiek is daarvoor te heftig. Het is de bedoeling dat [naam kind 2] slechts tijdelijk op een open groep van Schakenbosch verblijft voor onderzoek en behandeling. Daarna zal voor hem worden gezocht naar een passende woonplek waar hij langdurig kan verblijven. Op dit moment is [naam kind 2] bezig met een wenprogramma. Dit zal tot 11 juni 2020 duren.
Het is moeilijk om met [naam kind 1] afspraken te maken. Zij is heel vaak bij de moeder en de grootmoeder. Dat is echter niet de bedoeling. [naam kind 1] zal vaker op de groep moeten zijn.

Het standpunt van de moeder

De moeder begrijpt de verzoeken. Zij zou het liefst zien dat haar kinderen weer thuis komen wonen, maar zij ziet in dat een thuisplaatsing van beide kinderen op dit moment niet mogelijk is. Met name [naam kind 2] vraagt dusdanige zorg en aandacht die de moeder hem onvoldoende kan bieden. Zijn problematiek in combinatie met de opvoeding van haar drie jongste kinderen, maakt dat de moeder zich afvraagt of een thuisplaatsing van [naam kind 2] überhaupt nog mogelijk is.
[naam kind 1] is vaak thuis bij de moeder. De moeder vindt het jammer dat Enver [naam kind 1] daarin erg vrij laat, waardoor de zorg over [naam kind 1] grotendeels wordt overgelaten aan de moeder. De moeder verwacht van Enver meer regie en gezag.
De beoordeling
Uit de overgelegde stukken en de telefonische behandeling is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Vanwege escalaties met de moeder in de thuissituatie is [naam kind 1] in december 2018 uit huis geplaatst. Ondanks dat de ouder-kind-relatie tussen [naam kind 1] en haar moeder niet optimaal is en er nog regelmatig ruzies plaatsvinden, is [naam kind 1] vaker thuis dan op de groep. Het ingezette traject naar zelfstandigheid komt daarom onvoldoende van de grond. Voor [naam kind 1] lijkt niet duidelijk te zijn dat zij vaker op de groep moet zijn. Dit zorgt voor onrust bij zowel [naam kind 1] als bij de moeder. De draagkracht van de moeder is onvoldoende om [naam kind 1] zo vaak thuis te hebben als nu gebeurt. Het is van belang dat de moeder, de jeugdbeschermer, de begeleiding vanuit Enver en [naam kind 1] hier concrete afspraken over maken opdat rust en stabiliteit kunnen terugkeren.
[naam kind 2] kan op zeer korte termijn de overstap maken naar een open groep op Schakenbosch waar hij onderzocht en behandeld kan worden, waarbij zijn perspectief kan worden vastgesteld. Momenteel is hij vanuit geslotenheid al aan het wennen op die open groep. De problematiek van [naam kind 2] is voor de moeder te zwaar. Mogelijk dat een thuisplaatsing van [naam kind 2] ook op de lange termijn niet haalbaar is. Zeer waarschijnlijk zal hij als het onderzoek en de behandeling van [naam kind 2] zijn afgerond, worden overgeplaatst naar een woonplek waar hij voor langere tijd kan blijven. De machtiging tot uithuisplaatsing kan voor zowel de open groep van Schakenbosch als voor zijn vervolgplek worden gebruikt. Daarom wordt de machtiging voor een periode van een jaar verleend.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] verlengen tot aan haar meerderjarigheid en van [naam kind 2] voor de duur van een jaar.
Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b van het BW.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] tot [geboortedatum kind 1] 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot [geboortedatum kind 1] 2021;
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 2] tot 12 juni 2021;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder met ingang van 12 juni 2020 tot 12 juni 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2020 door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 11 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.