Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van de gecertificeerde instelling, ingekomen op
- de brief met bijlagen van de zijde van oma van 25 mei 2020.
- de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 1] ;
- de pleegmoeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger 2] .
2..De vaststaande feiten
- [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2008 te [geboorteplaats minderjarige 1] ;
- [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2011 te [geboorteplaats minderjarige 2] ;
- [naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2013 te [geboorteplaats minderjarige 3] .
3..De beoordeling
17 januari 2020 ( [naam minderjarige 3] ) en 14 februari 2020 ( [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] )) niet helemaal achter de hulpverlening van De Viersprong staat omdat zij het altijd alleen heeft gedaan, start de hulpverlening eind november 2019; een laatste redmiddel.
- dat het Erasmus MC op 19 december 2019 heeft geadviseerd om binnen de specialistische GGZ een aanvullende kind en/of gezinsdiagnostiek te starten en dat dit niet is gebeurd,
- dat [naam minderjarige 3] niet is aangemeld bij de Viersprong,
- dat volgens pagina 2 van het behandelplan van [naam minderjarige 1] als interventie zou worden ingezet het ondersteunen van oma in de thuissituatie met een vertaalslag vanuit de onderzoeken naar handvatten in de praktijk, en dat dit niet is gebeurd,
- dat volgens pagina 3 van het behandelplan van [naam minderjarige 1] oma praktisch zou worden ondersteund in het runnen van een huishouden met vier jonge kinderen en dat dit niet is gebeurd.