ECLI:NL:RBROT:2020:5466

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
C/10/597380 / FA RK 20-3795
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op verzoek van het CIZ

Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, op verzoek van het CIZ. De zaak betreft een cliënt die verblijft in Laurens Stadzicht te Rotterdam en die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op 2 juni 2020 gehouden, waarbij de cliënt en haar advocaat, alsook een specialist ouderengeneeskunde en de mentor van de cliënt telefonisch zijn gehoord, vanwege de coronamaatregelen. De burgemeester van Rotterdam had op 28 mei 2020 een last tot inbewaringstelling afgegeven, omdat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de cliënt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de cliënt, waaronder extreme vergeetachtigheid en het open draaien van de gaskraan, leidde tot een aanzienlijk risico op levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk was om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 14 juli 2020. De beschikking is mondeling gegeven door rechter N. Doorduijn en schriftelijk uitgewerkt op 8 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597380 / FA RK 20-3795
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 2 juni 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [postcode cliënt] te [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Laurens Stadzicht te Rotterdam,
advocaat mr. Ch.J. Nicolaï te Schiedam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 28 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 de beschikking van de burgemeester van 28 mei 2020;
 de verklaring van [naam arts] , arts, van 28 mei 2020;
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 24 december 2019.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 2 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam specialist] , specialist ouderengeneeskunde, verbonden aan Laurens Stadzicht;
 [naam mentor] , mentor van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met de artikelen 38 en 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een cliënt een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgermeester ten aanzien van deze cliënt op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Op 28 mei 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Rotterdam ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling genomen.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er
sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levens gevaar en ernstige verwaarlozing. Voorts is er de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Bij cliënt is sprake van extreme vergeetachtigheid. Zij heeft ernstige oordeels- en kritiekstoornissen ten aanzien van haar vermogen tot zelfredzaamheid en van haar behoefte tot zorg. In de thuissituatie is het geëscaleerd. Cliënt heeft de dichtgedraaide gaskraan weer opengedraaid, laat dingen aanbranden, belt dagelijks 112 en belt ’s-nachts bij mensen aan de deur. Ook is zij onlangs gevallen en heeft zij twee ribben gebroken. Cliënt is achterdochtig en heeft zich daardoor tegen haar mentor gekeerd. Zo zou cliënt door haar mentor beroofd worden. Ter zitting en in de thuissituatie heeft cliënt meerdere malen een doodswens geuit. Cliënt had vier keer per dag thuiszorg, maar zij heeft 24-uurs zorg en begeleiding nodig.
2.5.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.6.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. In de thuissituatie onttrok cliënt zich aan intensieve zorg. Cliënt heeft heimwee naar haar huis. Zij zegt niet meer te zullen eten en drinken bij een langer verblijf in de accommodatie.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes weken.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 juli 2020.
Deze beschikking is op 2 juni 2020 mondeling gegeven door mr. N. Doorduijn, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 8 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.