Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaardingen van 13 november 2019, met producties;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
- de incidentele conclusie van antwoord in het onbevoegdheidsincident.
2..De feiten waarvan in dit incident wordt uitgegaan
details of employment form’ voor het vierde kwartaal van 2015 vermeldt GCCL Malta als werkgever. Voor de periode vanaf 16 oktober 2017 is door GCCL Malta als werkgever en [naam verweerder] als werknemer op 18 oktober 2017 een arbeidsovereenkomst ondertekend.
3..Het geschil in de hoofdzaak
4..Het geschil in het incident
5..De beoordeling in het incident
Juridisch kader: Akte van Mannheim, Brussel I bis en Lugano II
Concentratie van scheepvaartzaken bij de Rechtbank Rotterdam – Ook voor Rijnvaartzaken? Enkele punten van aandacht, NJB 2016, blz. 3118:
c, de aanvaringen. De zaken bij de Kamer van Beroep van de CCR in Straatsburg, de optionele hoogste rechter voor Rijnvaartzaken, betreffen voor het overgrote deel zaken van dit type. Die bevoegdheid is bij een wijziging van de akte in 1963 in artikel 34
bisuitgebreid tot contractuele acties, zij het weer met een beperking als nader in die bepaling omschreven. De Rijnvaartzaken zijn al met al (afgezien van de strafzaken) in hoofdzaak aanvaringszaken, maar dat dan wel in ruime zin, te weten vanaf het laadgereed maken van het schip tot het einde van de lossing in de bestemmingshaven. Alle overige zaken met betrekking tot de binnenvaart (denk aan ladingschades, beslaglegging, hulpverlening, milieuvervuiling, averij-grosse) vallen niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Rijnvaartrechter en worden in de naaste toekomst dus behandeld in Rotterdam.”
alle overige zaken met betrekking tot de binnenvaart”.
Beschädigungen, welche Schiffer und Flösser während ihrer Fahrt oder beim Anlanden andern verursacht haben”. In lichte afwijking van de Nederlandse vertaling (“
schade, veroorzaakt (...) gedurende de reis of bij het aanleggen”) en van de Franse authentieke tekst (“
dommages causés (...) pendant le voyage ou en abordant”) geeft de Duitse vertaling expliciet aan dat het moet gaan om schade veroorzaakt ‘
aan anderen’ en dat het gaat om schade veroorzaakt tijdens de ‘
Fahrt’. Deze laatste woordkeuze suggereert dat de bepaling geen schade bestrijkt die is ontstaan tijdens het stilliggen van het schip, anders dan tijdens het aanmeren, maar alleen schade die concreet voortkomt uit de beweging van het vaartuig.
het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ als bedoeld in artikel 5 aanhef en onder 3 Lugano II.
plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ kan zowel de plaats omvatten waar de schade is ingetreden als de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis (HvJEU 30 november 1976, C21/76 (Kalimijnen)). Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie - ook van belang voor de interpretatie van Lugano II - blijkt dat de bevoegdheid op grond van artikel 7 aanhef en onder 2 Brussel I bis (en dus ook artikel 5 aanhef en onder 3 Lugano II) restrictief moet worden toegepast. Het gaat hier om ‘
een bijzondere bevoegdheid die berust op het bestaan van een bijzonder nauw verband tussen de vordering en andere gerechten dan die van de Staat van woonplaats van de verweerder, zodat de bevoegdheid van die gerechten gerechtvaardigd is om redenen van goede rechtsbedeling en nuttige procesinrichting’. Daarmee in strijd is een uitleg van artikel 7 aanhef en onder 2 Brussel I bis respectievelijk artikel 5 aanhef en onder 3 Lugano II die leidt tot bevoegdheid buiten de uitdrukkelijk in de bepaling voorziene gevallen (vgl. HvJEU 27 oktober 1998, C-51/97 (Réunion Européenne/Spliethoff), HvJEG 19 september 1995, zaak C-364/93, NJ 1997, 52 m.nt. ThMdB (Marinari/Lloyd’s Bank) en HR 7 december 2001, NJ 2002, 539, m.nt. PV).
het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan’ als bedoeld in artikel 7 aanhef en onder 2 Brussel I bis. Deze vraag moet op dezelfde gronden als weergegeven in r.o. 5.16 tot en met 5.18 hierboven ontkennend worden beantwoord. Deze rechtbank kan geen internationale bevoegdheid ontlenen aan artikel 7 aanhef en onder 2 Brussel I bis.