Op 12 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan [naam betrokkene], geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene], op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. De beslissing volgde op een verzoekschrift dat op 5 juni 2020 was ingediend, waarin werd verzocht om verplichte zorg op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan schizofrenie, wat leidt tot ernstig nadeel en risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juni 2020 zijn betrokkene en zijn advocaat, mr. J.A. van Gemeren, gehoord, evenals psychiater [naam psychiater 2]. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.
De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg waren, aangezien betrokkene onvoldoende bereid was om behandeling op vrijwillige basis te accepteren. De rechtbank achtte het noodzakelijk om verplichte zorg te verlenen, omdat betrokkene bij een decompensatie geen ziektebesef heeft en snel ingrijpen vereist is. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met ingang van de datum van de uitspraak, en bepaalde dat de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. konden worden getroffen. De beschikking is mondeling gegeven door mr. M.C. van der Kolk en schriftelijk uitgewerkt op 17 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.