ECLI:NL:RBROT:2020:5487

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
C/10/597697 / FA RK 20-3959
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 12 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan betrokkene, die lijdt aan een bipolaire stoornis. De officier van justitie had op 4 juni 2020 een verzoekschrift ingediend, vergezeld van relevante medische en zorgdocumenten. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, werd betrokkene gehoord samen met haar advocaat, mr. H.J. Naber. De officier was niet aanwezig, omdat hij geen verdere toelichting nodig achtte. De rechtbank concludeerde dat betrokkene ernstig nadeel ondervond door haar psychische stoornis, wat een zorgmachtiging noodzakelijk maakte. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg waren en dat verplichte zorg nodig was om de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot opname in een accommodatie en het toedienen van medicatie. De beschikking werd mondeling gegeven door mr. M.C. van der Kolk en schriftelijk uitgewerkt op 17 juni 2020. Tegen deze beschikking staat cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597697 / FA RK 20-3959
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 12 juni 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. H.J. Naber te Dordrecht.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 4 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 26 mei 2020;
  • de zorgkaart van 22 mei 2020;
  • het zorgplan van 12 mei 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was: .
 betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
 [naam psycholoog] , psycholoog, verbonden aan GGZ Bredeburg.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een bipolaire stoornis.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige financiële schade en maatschappelijke teloorgang. Bij betrokkene is op dit moment sprake van een stabiel toestandsbeeld. In het verleden is echter met regelmaat voorgekomen dat er een decompensatie is opgetreden nadat betrokkene stopte met de voorgeschreven medicatie. Om dit te voorkomen, of om direct in te kunnen grijpen wanneer dit gebeurt, is onderhavige machtiging noodzakelijk.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene stabiel te houden, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene is het tijdens de mondelinge behandeling eens met toewijzing van de machtiging zoals verzocht. Echter, wanneer er sprake is van een decompensatie is er geen sprake meer van deze vrijwilligheid, waardoor een machtiging noodzakelijk is in het belang van betrokkene. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie ter behandeling van een psychische stoornis;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het opnemen in een accommodatie.
De advocaat van betrokkene bepleit dat de opname in een accommodatie voor de maximale duur van zes weken aaneengesloten toegewezen dient te worden en niet voor de verzochte duur van zes maanden. De behandelaar van betrokkene erkent dat het over het algemeen ongeveer zes weken duurt om betrokkene opnieuw klinisch in te stellen op medicatie, wanneer er een decompensatie is opgetreden. Het kan echter ook langer duren en in dat geval zou het niet in het belang van betrokkene zijn als zij maximaal zes weken aaneengesloten opgenomen kan worden aangezien zij dan met een psychotisch beeld naar huis dient te gaan. De rechtbank is het met de behandelaar eens dat dit niet in het belang van betrokkene is en wijst de mogelijkheid tot opname toe voor de verzochte duur van zes maanden. Als het gaat om opneming geruime tijd nadat de zorgmachtiging is verleend, moet aan die vrijheidsbeneming een recente medische beoordeling ten grondslag liggen. Het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens verlangt altijd een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek bij vrijheidsbeneming als deze. De nadere uitleg gegeven door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (zie onder meer EHRM 24 september 1992, Herczegfalvy v. Austria, 10533/83, r.o. 63 en EHRM 5 oktober 2000, Varbanov v. Bulgaria, 31365/96, r.o. 47). In de praktijk betekent dit dat bij een vrijheidsbeneming van betrokkene na drie maanden vanaf heden de zorgaanbieder uitvoering dient te geven aan een onafhankelijk psychiatrisch onderzoek. Dat mag door de geneesheer-directeur plaatsvinden, mits hij niet bij de behandeling betrokken is.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 12 december 2020.
Deze beschikking is op 12 juni 2020 mondeling gegeven door mr. M.C. van der Kolk, rechter, in tegenwoordigheid van C.D. van der Veeke, griffier, en op 17 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.