ECLI:NL:RBROT:2020:5517

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
C/10/596151 / FA RK 20-3238
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 11 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beslissing genomen over de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren op Curaçao en thans verblijvende in Parnassia Groep te Capelle aan den IJssel. De officier van justitie had op 8 mei 2020 een verzoek ingediend om deze voortzetting, na een eerdere crisismaatregel die op 7 mei 2020 was opgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene en haar advocaat, alsook twee psychiaters van Parnassia Groep. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing, en dat het gedrag van de betrokkene, vermoedelijk voortvloeiend uit een psychische stoornis, dit nadeel veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat de crisissituatie zo ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die een geldigheidsduur heeft van drie weken, en bepaalt dat verplichte zorg kan worden toegepast, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De betrokkene verzet zich tegen deze zorg, maar de rechtbank oordeelt dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De beschikking is op 11 mei 2020 mondeling gegeven en op 19 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/596151 / FA RK 20-3238
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 11 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te Curaçao, Nederlandse Antillen,
hierna: betrokkene,
wonende aan de [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Parnassia Groep, locatie Poortmolen te Capelle aan den IJssel,
advocaat mr. J. van Veelen-de Hoop te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 8 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 7 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 7 mei 2020;
 de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater 1] , psychiater, van 7 mei 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens, en
 het bericht dat er geen relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens voor betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 11 mei 2020.
Bij die gelegenheid zijn conform artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam psychiater 2] , psychiater, en [naam arts] , arts, beiden verbonden aan Parnassia Groep.
1.3.
De officier is niet telefonisch gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een persoon een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze persoon op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van een persoon als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene in de voorliggende sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstige verwaarlozing en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene woont bij haar zus in Enschede. Zij gaf aan dat betrokkene zich de afgelopen maand anders begon te gedragen. Zo is betrokkene meerdere keren weggelopen en in verwarde toestand teruggebracht door politie. Verder lijkt betrokkene te hallucineren en geeft zij antwoorden die niet passen bij de vragen die haar gesteld worden. Ook sliep betrokkene met een mes onder haar bed en is zij veel afgevallen. Vlak voor de opname stond zij met een mes in de badkamer en was het voor haar familieleden onduidelijk wat zij van plan was. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het verlenen van een crisismaatregel. Het is op de afdeling lastig om contact te krijgen met betrokkene, aldus de arts tijdens de mondelinge behandeling. Er lijkt nog geen verbetering zichtbaar. De opname wordt noodzakelijk geacht om bovengenoemde nadelen af te wenden en verder onderzoek te doen naar de psychische stoornis van betrokkene.
2.1.4.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een psychotische stoornis, mogelijk door middelengebruik.
2.1.5.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het insluiten;
 het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
 het onderzoek aan kleding of lichaam;
 het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen;
 het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen, en
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de arts ter zitting gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 1 juni 2020.
Deze beschikking is op 11 mei 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 19 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.