ECLI:NL:RBROT:2020:5532

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
C/10/597299 / FA RK 20-3751
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van psychogeriatrische cliënt

Op 5 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een psychogeriatrische cliënt, op verzoek van het CIZ. De cliënt, die lijdt aan frontotemporale dementie, verblijft momenteel in een zorginstelling in Rotterdam. Het verzoekschrift van het CIZ is op 27 mei 2020 ingediend, met bijlagen waaronder een indicatiebesluit en medische verklaringen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, haar advocaat, en zorgprofessionals. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de cliënt leidt tot ernstig nadeel, waaronder risico op lichamelijk letsel en psychische schade, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om dit nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft daarom besloten om de machtiging voor een periode van zes weken te verlenen, met de opdracht aan de zorgaanbieder om een geschikte verblijfplaats te vinden die voldoet aan de zorgbehoeften van de cliënt. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 12 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597299 / FA RK 20-3751
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 5 juni 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende aan de [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Laurens, de Schans te Rotterdam,
advocaat mr. Ch.J. Nicolaï te Schiedam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 27 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 28 november 2019;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam arts 1] , arts, van 28 april 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 12 mei 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 31 maart 2020;
 het zorgplan; en
 een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een afschrift van de beschikking waarbij een mentor is benoemd.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 juni 2020 Bij die gelegenheid zijn conform artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam arts 2] , arts, [naam psycholoog] , psycholoog, beiden verbonden aan Laurens, locatie de Schans.
 [naam mentor] , mentor van cliënt;
 [naam vriendin] , vriendin van cliënt.
2. Beoordeling
2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt in de voorliggende zaak lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten frontotemporale dementie.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Bij cliënt zijn er uitgebreide neurocognitieve stoornissen vastgesteld. Cliënt roept, schreeuwt en belt continue het alarmnummer 112, haar advocaat en familie. Ze pakt personen in de nabijheid bij hun arm en vertoont (fysiek) agressief gedrag bij zorgmomenten, zoals bijten en het gooien van voorwerpen in de omgeving en naar personen. Voorts laat zij zich af en toe uit haar rolstoel vallen. Het vertoonde gedrag is moeilijk hanteerbaar in de accommodatie. Er is dagelijks weerstand, cliënt gaat niet altijd akkoord met gegeven adviezen en met de voorgestelde handelingen in verband met het bieden van (somatische) zorg. Zij spreekt dwangmatig en perseverend. Mogelijk verergert het dementieel beeld de klachten die cliënt ervaart vanuit haar angst- en paniekstoornis. Dit zal echter nader onderzocht moeten worden door middel van een MRI-scan.
Het is tijdens de zitting vast komen te staan dat de huidige accommodatie niet aan de zorgbehoeftes van cliënt kan voldoen. Er is tevergeefs geprobeerd om het gedrag van cliënt te stabiliseren en te verbeteren. Zo is er een benaderingsplan opgesteld, is de medicatie aangepast en opgehoogd. Een opname op een PG-plus afdeling is wenselijk, maar de zorgaanbieder heeft tot op heden nog geen andere plek voor cliënt kunnen vinden. De zorgaanbieder blijft zoeken naar een geschikte plek.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt niet langer in de accommodatie wil verblijven.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een machtiging tot opname en verblijf. De rechtbank zal de rechterlijke machtiging, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn, verlenen voor de duur van zes weken. De rechtbank is van oordeel dat de zorgaanbieder de komende zes weken dient te benutten om - zo spoedig mogelijk - een verblijfplaats te vinden voor cliënt die wel aan haar zorgbehoeftes kan voldoen.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 juli 2020.
Deze beschikking is op 5 juni 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Veldthuis, griffier, en op 12 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.