ECLI:NL:RBROT:2020:5546

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
C/10/593366 / KG ZA 20-258
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over afgifte kentekenbewijzen en tenaamstellingscode van een gestolen auto met betrekking tot revindicatie

In deze zaak, die op 13 mei 2020 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de eiseres, een autobedrijf, vordert dat de gedaagde, Allianz Benelux N.V., de nieuwe kentekenbewijzen en de tenaamstellingscode van een Citroën C4 Cactus aan haar afgeeft. De auto is in 2017 gestolen en Allianz heeft de verzekerde schadeloos gesteld. De eiseres stelt dat zij de auto op 18 november 2019 heeft gekocht van een autohandelaar en daardoor eigenaar is geworden. Allianz betwist dit en stelt dat de eiseres niet te goeder trouw was bij de aankoop van de auto, waardoor revindicatie mogelijk zou zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eiseres te goeder trouw was en dat Allianz geen recht heeft op revindicatie. De vordering van de eiseres wordt toegewezen, en Allianz wordt veroordeeld tot afgifte van de kentekenbewijzen en de tenaamstellingscode binnen zeven dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast wordt Allianz veroordeeld in de proceskosten. In reconventie worden de vorderingen van Allianz afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/593366 / KG ZA 20-258
Vonnis in kort geding van 13 mei 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
kantoorhoudende te [plaatsnaam] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.C. Croes te Leeuwarden,
tegen
naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Brussel, België,
kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.C. Hoeba te Amsterdam.
Partijen worden hierna [naam eiseres] en Allianz genoemd.

1..De procedure

1.1.
Vanwege de coronacrisis geldt voor procedures in kort geding tijdelijk een van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie afwijkende regeling. Overeenkomstig deze op rechtspraak.nl gepubliceerde tijdelijke regeling heeft de voorzieningenrechter dit kort geding aangemerkt als een urgente zaak en beslist dat de procedure - met instemming van beide partijen - hoofdzakelijk schriftelijk zal verlopen. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter de termijnen voor proceshandelingen bepaald alsmede een Skype conferentie gelast.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de op 17 april 2020 per e-mail aan Allianz verzonden dagvaarding met 16 producties waarop Allianz vrijwillig is verschenen;
  • de conclusie van antwoord in kort geding, tevens conclusie van eis in reconventie kort geding, met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende antwoord in reconventie, met producties 17 en 18 [de producties worden doorgenummerd];
  • de conclusie van dupliek in conventie in kort geding, tevens conclusie van repliek in reconventie kort geding;
  • de Skype conferentie van 29 april 2020 om 13.00 uur, waaraan de voorzieningenrechter, de griffier, voornoemde advocaten en de heer [naam 2] hebben deelgenomen en die ongeveer vijf kwartier heeft geduurd.
  • de pleitnota van Allianz.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres] is een autobedrijf dat handelt in personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.
2.2.
Allianz verstrekt schadeverzekeringen aan personen met als doel bepaalde risico’s zoals diefstal af te dekken. Voorts verhaalt Allianz uitkeringen naar aanleiding van schadegebeurtenissen op de aansprakelijke partij, voor zover dit niet de verzekerde betreft, zodat de door de verzekerden te betalen verzekeringspremies niet hoger zijn dan nodig.
2.3.
Op 24 augustus 2016 is een Citroën C4 Cactus met kenteken [kentekennummer 1] en chassisnummer [chassisnummer 1] (hierna: de auto) met een catalogusprijs van € 22.260,00 toegelaten en te naam gesteld.
2.4.
De auto is op 31 augustus 2017 gestolen van een verzekerde van Allianz.
2.5.
De auto is op een zeker moment ‘omgekat’. Op de auto zijn het kenteken [kentekennummer 2] en chassisnummer [chassisnummer 2] van een verloren verklaarde schadeauto aangebracht.
2.6.
Allianz heeft de verzekerde schadeloos gesteld en een bedrag van € 17.399,00 aan de verzekerde uitgekeerd. Allianz heeft door middel van subrogatie op 2 november 2017 het eigendom van de auto verkregen.
2.7.
Op enig moment heeft Dealer Auto’s Emmen de auto gekocht van ACC Overveen B.V., die de auto had ingebracht op een veiling die werd georganiseerd door BCA Autoveilingen.
2.8.
Op 26 juni 2018 heeft [naam eiseres] de auto gekocht van Dealer Auto’s Emmen voor een bedrag van € 10.250,00 inclusief BTW.
2.9.
[naam eiseres] heeft de auto op 30 juli 2018 verkocht aan Autocentrum Norg voor een bedrag van € 10.600,00.
2.10.
Autocentrum Norg heeft de auto op 25 augustus 2018 verkocht aan een particulier, te weten de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), voor een bedrag van € 11.800,00. [naam 1] heeft daarbij een andere auto ter waarde van € 9.000,00 ingeruild.
2.11.
Op 12 februari 2019 is [naam 1] door de politie en de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW) te kennen gegeven dat de auto mogelijk gestolen is. [naam 1] heeft de auto aan RDW aangeboden voor een identiteitsonderzoek.
2.12.
Na afronding van het identiteitsonderzoek en teruggave van de auto heeft [naam 1] de auto op 18 november 2019 bij Autocentrum Norg ingeruild voor een auto van vergelijkbare waarde. Op de inruilfactuur staat een bedrag van € 9.500,00 vermeld.
2.13.
Op 18 november 2019 heeft [naam eiseres] de auto van Autocentrum Norg gekocht voor een bedrag van € 9.500,00.
2.14.
[naam eiseres] heeft – nadat zij van de RDW had begrepen dat de nieuwe kentekenbewijzen en de tenaamstellingscode aan Allianz waren gestuurd – contact opgenomen met Allianz en om deze nieuwe ‘papieren’ gevraagd. Per e-mailbericht van 13 december 2019 heeft Allianz [naam eiseres] onder meer te kennen gegeven dat zij eigenaar is van de auto, dat door de her-inslag van het RDW de nieuwe kentekenbewijzen en card aan haar zijn toegestuurd en dat zij in principe de auto opeist. Allianz heeft voorgesteld de auto (marktconform) aan [naam eiseres] te verkopen en de kentekenbewijzen en card aan haar toe te sturen.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[naam eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. Allianz veroordeelt tot afgifte van de nieuwe kentekenbewijzen en de tenaamstellingscode van de Citroën C4 Cactus met kenteken [kentekennummer 1] aan [naam eiseres] binnen zeven dagen na dit vonnis, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat Allianz hiermee in gebreke blijft met een maximum aan verbeurde dwangsommen van € 100.000,00, dan wel een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vernemen te behoren,
II. Allianz veroordeelt in de kosten van dit geding, te vermeerderen met nakosten, één en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na) kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, dan wel de wettelijke rente over de (na) kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[naam eiseres] legt – kort samengevat - het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [naam eiseres] stelt dat zij op 18 november 2019 de auto met kenteken [kentekennummer 2] en chassisnummer [chassisnummer 2] gekocht en geleverd heeft gekregen van Autocentrum Norg en dat zij daardoor eigenaar is geworden van die auto. [naam eiseres] stelt voorts dat revindicatie van de auto door Allianz niet mogelijk is. Vóór de koop op 18 november 2019 heeft Autocentrum Norg als zijnde bedrijfsmatig verkoper van auto’s de auto namelijk verkocht aan een particulier. Allianz kan de bescherming van artikel 3:86 lid 3 aanhef BW daarom slechts inroepen jegens Autocentrum Norg en niet (ook) jegens [naam eiseres] .
3.3.
Allianz concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Allianz voert primair aan dat [naam eiseres] ten tijde van de koop van de auto op 26 juni 2018 niet te goeder trouw was en daarom geen derdenbescherming krijgt op grond van artikel 3:86 lid 1 BW. Subsidiair voert Allianz aan dat zij, ook als vast komt te staan dat [naam eiseres] te goeder trouw was, de auto op grond van artikel 3:86 lid 3 aanhef BW kan revindiceren. Meer subsidiair stelt Allianz dat [naam eiseres] zich in geval van revindicatie niet kan beroepen op artikel 3:86 lid 3 sub a BW, omdat dit artikel enkel bedoeld is ter bescherming van consumenten en niet van professionele autohandelaren. Allianz voert nog meer subsidiair aan dat niet vast staat dat [naam 1] zich heeft (willen) beroepen op de derdenbescherming. Allianz voert uiterst subsidiair aan dat, voor zover [naam 1] zich wel heeft (willen) beroepen op derdenbescherming, dit door partiële vernietiging van de koopovereenkomst tussen [naam 1] en Autocentrum Norg geen effect sorteert.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
Allianz vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. [naam verweerster] veroordeelt tot primair afgifte van de Citroën; subsidiair betaling van € 17.399,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, te rekenen vanaf de dag dat [naam verweerster] de Citroën heeft vervreemd, althans vanaf 21 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening; meer subsidiair betaling van € 10.600,00 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf de dag dat [naam verweerster] de Citroën heeft vervreemd, althans vanaf 21 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening,
II. [naam verweerster] veroordeelt in de kosten van deze procedure, te betalen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en – voor het geval betaling binnen de bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, te rekenen vanaf het verstrijken van bedoelde termijn voor betaling tot aan de dag van algehele betaling, en [naam verweerster] veroordeelt in de nakosten van € 157,00, dan wel indien betekening van het vonnis plaatsvindt, € 239,00.
4.2.
Allianz legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Allianz stelt dat zij eigenaar van de auto is en dat zij op grond van de artikelen 5:2 en 3:86 lid 3 aanhef BW primair recht heeft op afgifte van de auto. Allianz stelt subsidiair dat zij recht heeft op een bedrag van € 17.399,00, te weten de door haar aan de verzekerde uitgekeerde schadeloosstelling. Volgens Allianz was [naam verweerster] bij aankoop van de auto niet te goeder trouw en wist of had zij behoren te weten dat doorverkoop van de auto door haar als professioneel autohandelaar aan een particulier revindicatie in de weg staat. Meer subidiair stelt Allianz dat [naam verweerster] door de doorverkoop van de auto revindicatie heeft ontlopen en dat Allianz (door middel van de subrogatie) als eigenaar (bestolene) verarmd is.
4.3.
[naam verweerster] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Allianz in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Allianz in de proceskosten en de nakosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

Het spoedeisend belang

5.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen.
Ten aanzien van de vordering onder I
5.2.
De vordering onder I strekt – kort gezegd – tot afgifte van de nieuwe kentekenbewijzen en de tenaamstellingscode, op straffe van een dwangsom.
5.3.
Uit artikel 5:2 BW volgt dat de eigenaar van een zaak bevoegd is haar van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen. Een vordering tot revindicatie zal niet slagen, als de eigenaar zijn eigendom verloren heeft. Dit kan het geval zijn als gedaagde zich op een beschermingsbepaling zoals artikel 3:86 lid 1 BW kan beroepen.
5.4.
[naam eiseres] stelt dat zij op 18 november 2019 eigenaar van de auto is geworden en dat zij daarom recht heeft op de nieuwe kentekenbewijzen en de tenaamstellingscode die Allianz in haar bezit heeft.
5.5.
Allianz betwist dat [naam eiseres] eigenaar van de auto is geworden. Allianz voert aan dat [naam eiseres] ten tijde van de koop van de auto op 26 juni 2018 van Dealer Auto’s Emmen niet te goeder trouw was. Volgens Allianz heeft [naam eiseres] in haar hoedanigheid van professionele autohandelaar niet voldaan aan haar verzwaarde onderzoeksplicht. [naam eiseres] heeft kennelijk nagelaten om het kenteken van de auto (destijds [kentekennummer 2] ) te onderwerpen aan een controle in de daarvoor bedoelde registers en om het VIN-nummer aan een controle te onderwerpen. Voorts heeft [naam eiseres] de auto tegen een te lage, niet marktconforme prijs gekocht. Omdat [naam eiseres] niet te goeder trouw was, kan zij geen beroep doen op de bescherming van artikel 3:86 lid 1 BW en heeft er geen geldige overdracht van de auto plaatsgevonden, aldus Allianz.
5.6.
Voor overdracht van een goed wordt vereist een levering krachtens geldige titel, verricht door hem die bevoegd was over het goed te beschikken (artikel 3:84 lid 1 BW). Ondanks onbevoegdheid van de vervreemder is een overdracht overeenkomstig artikel 3:90 van een roerende zaak geldig, indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de verkrijger te goeder trouw is (artikel 3:86 lid 1 BW). Omdat de auto in het verleden gestolen is, is het mogelijk dat Dealer Auto’s Emmen op 26 juni 2018 niet beschikkingsbevoegd was om de auto aan [naam eiseres] over te dragen. Voor zover Dealer Auto’s Emmen daartoe beschikkingsonbevoegd was, dient thans beoordeeld te worden of [naam eiseres] ten tijde van de koop van die auto te goeder trouw was in de zin van artikel 3:86 lid 1 BW. In zijn algemeenheid geldt dat [naam eiseres] als verkrijger niet te goeder trouw is als hij ten tijde van de levering de onbevoegdheid van Dealer Auto’s Emmen als vervreemder kende of behoorde te kennen. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval moet men onderzoek doen naar de identiteit van de vervreemder en naar andere omstandigheden die diens bevoegdheid kunnen bevestigen (HR 24 november 1967, NJ 1968/74, Van der Peijl/Van der Gun).
5.7.
Vooropgesteld wordt dat van [naam eiseres] als professioneel autohandelaar kan worden gevergd dat hij extra oplettend is en nader onderzoek instelt als zich feiten en omstandigheden voordoen die twijfel oproepen over de herkomst van een tweedehands auto, die te koop wordt aangeboden, of over de beschikkingsbevoegdheid van de persoon, die een dergelijke auto te koop aanbiedt. Tussen partijen is niet in geschil dat [naam eiseres] aan Dealer Auto’s Emmen een bedrag van € 10.250,00 inclusief BTW heeft betaald. Tijdens de Skype conferentie heeft de heer [naam 2] in zijn hoedanigheid van bestuurder van [naam eiseres] (hierna: [naam 2] ) onbetwist gesteld dat hij voorafgaand aan de koop van de auto het kenteken in de gebruikelijke registers heeft gecontroleerd en dat er, na invoering van het kenteken in het register van de RDW en het register AutoTelexPro, geen (WOK) meldingen zichtbaar waren omtrent diefstal van en/of zware schade aan de auto. [naam 2] heeft ook onbetwist gesteld dat ten tijde van de koop de kentekenbewijzen – waaronder het overschrijvingsbewijs – aanwezig waren. Omdat Dealer Auto’s Emmen bovendien een zakenpartner van [naam eiseres] is waar eenmaal per twee weken zaken mee werd gedaan, zag [naam eiseres] geen aanleiding nader onderzoek dan voornoemd naar de auto te doen. Door [naam 2] is voorts te kennen gegeven dat een veiling juist de plek is om auto’s voor een goede prijs te verkopen omdat er op een veiling veel bieders zijn waardoor de prijzen omhoog gaan. Weliswaar heeft Allianz aangevoerd dat [naam eiseres] het chassisnummer had moeten controleren, maar nu [naam eiseres] op grond van het vorenstaande geen twijfel had over de herkomst van de auto of de beschikkingsbevoegdheid van Dealer Auto’s Emmen, is voldoende aannemelijk dat [naam eiseres] aan haar onderzoeksplicht heeft voldaan en te goeder trouw was. Dit betekent dat de overdracht van de auto heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 3:84 lid 1 BW. Het verweer van Allianz dat [naam eiseres] ten tijde van de koop niet te goeder trouw was en dus geen eigenaar van de auto is geworden, gaat daarom niet op.
5.8.
Allianz voert voorts aan dat, ook indien vast is komen te staan dat [naam eiseres] te goeder trouw is, zij de auto kan revindiceren op grond van artikel 3:86 lid 3 aanhef BW nu zij de auto binnen drie jaren na de diefstal opeist.
5.9.
[naam eiseres] stelt zich op het standpunt dat revindicatie van de auto door Allianz onmogelijk is geworden. Autocentrum Norg heeft als zijnde bedrijfsmatig verkoper van auto’s de auto verkocht aan [naam 1] , zijnde een natuurlijk persoon die niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelde, waardoor de uitzondering van artikel 3:86 lid 3 sub a BW van toepassing is. Volgens [naam eiseres] herleeft het recht op revindicatie door Allianz niet op het moment dat de auto weer in het bezit is van een niet-particulier.
5.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat Allianz de auto binnen drie jaar na de diefstal, die op 31 augustus 2017 heeft plaatsgevonden, opeist. Allianz kan de auto in beginsel op grond van artikel 3:86 lid 3 aanhef BW revindiceren. Tussen partijen staat ook vast dat Autocentrum Norg in de normale uitoefening van haar bedrijf de auto heeft verkocht aan [naam 1] als particulier. Door deze consumentenkoop is [naam 1] ondanks de (eventuele) beschikkingsonbevoegdheid van Autocentrum Norg eigenaar van de auto geworden. De kennelijke terugverkoop (inruil) van de auto door [naam 1] aan Autocentrum Norg op 18 november 2019 vond dus plaats door de op dat moment beschikkingsbevoegde eigenaar. Nu niet is betwist dat ook overigens aan de (overige) vereisten van een geldige eigendomsoverdracht was voldaan, werd Autocentrum Norg daarmee eigenaar van de auto. Autocentrum Norg kon op haar beurt als beschikkingsbevoegde eigenaar de auto leveren aan [naam eiseres] . Dit betekent dat [naam eiseres] op 18 november 2019 eigenaar is geworden van de auto. Voor zover al kan worden aangenomen dat [naam 1] een expliciet beroep had moeten doen op de bescherming van artikel 3:86 lid 3 sub a BW, heeft Allianz onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [naam 1] dat niet heeft willen doen, dan wel dat [naam 1] dat niet heeft gedaan. Het feit dat [naam 1] de auto heeft terugverkocht / ingeruild brengt niet met zich dat hij zich niet heeft willen beroepen of afstand heeft willen doen van zijn recht op bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid. Ook het standpunt van Allianz dat [naam 1] de tussen Autocentrum Norg en [naam 1] op 25 augustus 2018 gesloten koopovereenkomst partieel heeft vernietigd, leidt niet tot een ander oordeel. Dit standpunt is slechts een aanname en onvoldoende onderbouwd door Allianz. Daar komt bij dat die aanname niet strookt met de inruilfactuur van 18 november 2019. Het inruilen van de auto tegen een andere auto impliceert immers dat [naam 1] eigenaar is van de auto die wordt ingeruild. Gelet op het vorenstaande is revindicatie van de auto door Allianz niet mogelijk. Dit betekent dat [naam eiseres] recht heeft op de kentekenbewijzen en de tenaamstellingscode en dat de vordering onder I wordt toegewezen.
5.11.
De onder I gevorderde dwangsomveroordeling wordt afgewezen. Allianz heeft gesteld dat dwangsommen onnodig zijn omdat Allianz vrijwillig zal voldoen aan het vonnis. Dit is door [naam eiseres] niet betwist. Namens Allianz is bij de Skype conferentie bevestigd dat zij een eventuele veroordeling zal nakomen. Bij die stand van zaken acht de voorzieningenrechter een veroordeling voldoende prikkel tot nakoming en is er nog geen aanleiding een dwangsom op te leggen.
De proceskosten
5.12.
Allianz zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam eiseres] worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
€ 980,00
Totaal € 1.636,00
5.13.
De onder II gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen als in de beslissing vermeld.
5.14.
De onder II gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten worden dan ook toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6..De beoordeling in reconventie

Het spoedeisend belang

6.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen.
Ten aanzien van de primaire vordering onder I
6.2.
De primaire vordering onder I strekt – kort gezegd – tot afgifte van de auto.
6.3.
In conventie wordt Allianz veroordeeld tot afgifte van de nieuwe kentekenbewijzen en de tenaamstellingscode van de auto aan [naam verweerster] . De toewijzing van die vordering leidt tot afwijzing van de primaire vordering onder I, zodat deze vordering geen verdere bespreking behoeft.
Ten aanzien van de subsidiaire vordering onder I
6.4.
De subsidiaire vordering onder I strekt – kort gezegd – tot betaling van een bedrag van € 17.399,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
6.5.
Allianz stelt dat [naam verweerster] bij aankoop van de auto niet te goeder trouw was. [naam verweerster] heeft de auto via Autocentrum Norg verkocht aan [naam 1] als particulier, terwijl zij wist of had behoren te weten dat door deze verkoop revindicatie door Allianz niet meer mogelijk zou kunnen zijn. Hierdoor heeft [naam verweerster] onrechtmatig en verwijtbaar gehandeld jegens Allianz. [naam verweerster] dient daarom de schadeloosstelling van € 17.399,00 die Allianz aan de verzekerde heeft uitgekeerd, aan Allianz als schade te voldoen, aldus Allianz.
6.6.
[naam verweerster] betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens Allianz. Zij voert aan dat Allianz niet op haar, maar op Autocentrum Norg een aanspraak zou kunnen doen gelden op grond van onrechtmatige daad, omdat Autocentrum Norg de auto heeft verkocht aan [naam 1] waardoor de uitzondering van artikel 3:86 lid 3 aanhef en sub a BW is ingetreden en revindicatie onmogelijk is geworden.
6.7.
Vooropgesteld wordt dat als revindicatie jegens de consument uitgesloten is, de bestolene de handelaar eventueel kan aanspreken op grond van onrechtmatige daad. Nu hiervoor in rov. 5.7 is geoordeeld dat [naam verweerster] ten tijde van de verkrijging van de auto van Dealer Auto’s Emmen te goeder trouw was, faalt de stelling van Allianz dat [naam verweerster] jegens haar onrechtmatig en verwijtbaar heeft gehandeld door de auto door te verkopen. In dit oordeel is meegewogen dat niet [naam verweerster] maar Autocentrum Norg de auto aan [naam 1] heeft verkocht en dat niet is gebleken dat [naam verweerster] dit via Autocentrum Norg heeft gedaan.
Ten aanzien van de meer subsidiaire vordering onder I
6.8.
De meer subsidiaire vordering onder I strekt – kort gezegd – tot betaling van een bedrag van € 10.600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
6.9.
Allianz stelt dat [naam verweerster] ongerechtvaardigd is verrijkt omdat zij met de doorverkoop een revindicatie heeft ontlopen, waardoor Allianz daadwerkelijk is verarmd. Allianz vordert daarom betaling van de door [naam verweerster] van Autocentrum Norg op 30 juli 2018 ontvangen verkoopsom van € 10.600,00.
6.10.
[naam verweerster] betwist dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Zij voert aan dat Allianz niet op haar, maar op Autocentrum Norg een aanspraak op grond van ongerechtvaardigde verrijking zou kunnen doen gelden, omdat Autocentrum Norg de auto heeft verkocht aan [naam 1] waardoor de voorwaarden van artikel 3:86 lid 3 aanhef en sub a BW zijn ingetreden en revindicatie onmogelijk is geworden. [naam verweerster] voert voorts aan dat van verrijking geen sprake is nu zij de auto van Autocentrum Norg op 18 november 2019 heeft teruggekocht voor een bedrag van € 9.500,00.
6.11.
Omdat revindicatie van de auto door Allianz uitgesloten is, kan zij eventueel op grond van ongerechtvaardigde verrijking een schadevordering vorderen van de handelaar die de auto aan [naam 1] heeft verkocht. Anders dan Allianz stelt, is dat niet [naam verweerster] geweest, maar Autocentrum Norg. Gelet hierop faalt de stelling van Allianz. In dit oordeel is meegewogen dat [naam verweerster] niet is verrijkt, nu zij op 18 november 2019 een bedrag van € 9.500,00 aan Autocentrum Norg heeft betaald voor de auto.
De proceskosten
6.12.
Allianz zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam verweerster] worden begroot op € 490,00 (factor 0,5 × tarief € 980,00) aan salaris advocaat.
6.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt Allianz tot afgifte van de nieuwe kentekenbewijzen en de tenaamstellingsocde van de Citroën C4 Cactus met kenteken [kentekennummer 1] aan [naam eiseres] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis,
7.2.
veroordeelt Allianz in de proceskosten, aan de zijde van [naam eiseres] tot op heden begroot op € 1.636,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.3.
veroordeelt Allianz in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Allianz niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
7.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.6.
wijst de vorderingen af,
7.7.
veroordeelt Allianz in de proceskosten, aan de zijde van [naam verweerster] tot op heden begroot op € 490,00,
7.8.
veroordeelt Allianz in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Allianz niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
7.9.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2020.
2027 / 1573