ECLI:NL:RBROT:2020:5555

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
8243669 \ CV EXPL 19-54878
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en proceskosten in een geschil tussen Eneco Services B.V. en gedaagde

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, heeft Eneco Services B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens onbetaalde facturen uit een energiecontract. De procedure begon met een dagvaarding op 10 december 2019, waarin Eneco vorderde dat de gedaagde zou worden veroordeeld tot betaling van € 395,90, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en gesteld dat twee openstaande voorschotnota's al waren betaald. Tijdens de procedure heeft Eneco haar vordering gewijzigd en de hoofdsom gebaseerd op andere openstaande nota's, die door de gedaagde niet waren betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde nog een bedrag van € 251,00 verschuldigd was aan Eneco, en heeft de vordering tot rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 212,06 aan verschotten en € 72,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 5 juni 2020 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8243669 \ CV EXPL 19-54878
uitspraak: 5 juni 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Eneco Services B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 10 december 2019,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
in het geding verschenen bij: de heer [naam persoon] .
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Eneco’ respectievelijk ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek tevens eiswijziging, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties;
  • de akte uitlaten producties zijdens Eneco.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten.
2.1.
Tussen Eneco en [gedaagde] heeft een energiecontract bestaan ten behoeve van het pand aan de [adres] te Schiedam.
2.2.
Eneco heeft uit hoofde van het energiecontract energie geleverd voor het pand.

3..Het geschil

3.1.
Eneco heeft – na eiswijziging – gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 395,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (nog openstaande) hoofdsom gerekend vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Eneco vordert aan hoofdsom € 251,00
primairuit hoofde van het energiecontract dat tussen partijen heeft bestaan,
subsidiairuit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking. Vanwege de vertraging in de betaling, vordert Eneco wettelijke rente over de hoofdsom. Die rente is door Eneco berekend op € 13,55 tot de dag van de dagvaarding. Daarnaast maakt Eneco aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 131,55, omdat [gedaagde] ondanks aanmaning niet tot betaling is overgegaan.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Zij heeft gesteld dat de twee openstaande voorschotnota’s, die door Eneco in de dagvaarding worden genoemd, al zijn betaald.

4..De beoordeling

Hoofdsom
4.1.
Uit productie 2 van de dagvaarding volgt dat Eneco de hoofdsom ten bedrage van € 251,00 heeft gebaseerd op de volgende twee nota’s, die volgens haar nog openstaan:
  • voorschotnota [notanummer 1] van 22 mei 2018 ten bedrage van nog € 83,00;
  • voorschotnota [notanummer 2] van 22 juni 2018 ten bedrage van € 168,00.
4.2.
[gedaagde] heeft gesteld dat zij die twee voorschotnota’s al heeft betaald. Zij heeft twee betalingsbewijzen overgelegd, waaruit volgt dat zij op 18 oktober 2018 € 186,00 heeft betaald aan Eneco ter zake de voorschotnota van 22 mei 2018 en € 148,00 ter zake de voorschotnota van 22 juni 2018.
4.3.
Bij conclusie van repliek heeft Eneco de betalingen door [gedaagde] erkend en gesteld dat die betalingen afgeboekt hadden moeten worden op de twee voorschotnota’s. Volgens Eneco heeft zij ook na correcte afboeking van die twee betalingen alsnog iets te vorderen van [gedaagde] , omdat de hoofdsom ten bedrage van € 251,00 anders is opgebouwd dan zij aanvankelijk in de dagvaarding heeft weergegeven. Eneco heeft gemotiveerd gesteld dat de hoofdsom (nu) bestaat uit de volgende openstaande nota’s:
  • jaarnota van 22 april 2017 ten bedrage van nog € 122,68;
  • jaarnota van 22 april 2018 ten bedrage van nog € 108,32;
  • voorschotnota van 22 juni 2018 ten bedrage van nog € 20,00.
4.4.
[gedaagde] heeft die stelling van Eneco niet betwist, maar in reactie daarop nogmaals gesteld dat zij de voorschotnota’s van 22 mei 2018 en 22 juni 2018 heeft betaald en twee betalingsbewijzen bijgevoegd, die zij ook eerder al in het geding heeft gebracht.
4.5.
Aangezien [gedaagde] niet heeft betwist dat zij de door Eneco genoemde en onderbouwde bedragen (zoals weergegeven in 4.3) nog is verschuldigd, staat als onbetwist vast dat zij die bedragen nog aan Eneco moet betalen. [gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld om € 251,00 te betalen aan Eneco.
Rente
4.6.
Eneco heeft bij dagvaarding gesteld dat de rente vanaf verzuimdatum 6 juli 2018 tot de dag van de dagvaarding door haar is berekend op € 13,55. Volgens Eneco is bij die berekening rekening gehouden met eventueel door [gedaagde] verrichte deelbetalingen.
4.7.
Dat rentebedrag kan niet juist zijn. Immers, Eneco heeft haar gewijzigde vordering gebaseerd op andere nota’s dan de nota’s die zij in de dagvaarding heeft genoemd en zij heeft bij conclusie van repliek erkend dat de betalingen van [gedaagde] afgeboekt hadden moeten worden op de twee in de dagvaarding genoemde voorschotnota’s. Het door Eneco genoemde rentebedrag komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
4.8.
Eneco heeft verder geen deugdelijke grondslag gesteld voor toewijzing van de rente vanaf een eerdere datum dan de dag van de dagvaarding. De rente zal daarom als onbetwist en op de wet gegrond worden toegewezen vanaf de dag van de dagvaarding.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
Eneco maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: ‘het Besluit’) van toepassing is en dat Eneco voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit aanspraak kan worden gemaakt, wordt berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom (€ 251,00). De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 40,00.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] is (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten, bestaande uit verschotten en gemachtigdensalaris.
De verschotten zijn vastgesteld op € 88,06 aan explootkosten en € 124,00 aan griffierecht. Omdat Eneco haar vordering pas bij conclusie van repliek deugdelijk heeft onderbouwd zal slechts één salarispunt worden toegekend, derhalve een bedrag van € 72,00.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Eneco tegen kwijting te betalen € 291,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 251,00 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Eneco vastgesteld op € 212,06 aan verschotten en € 72,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34286