ECLI:NL:RBROT:2020:5570
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in verplichtingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juni 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares niet heeft voldaan aan haar informatieverplichting en sollicitatieverplichting. Tevens heeft zij een boedelachterstand laten ontstaan en zonder toestemming van de bewindvoerder en rechter-commissaris een eigen onderneming gestart. De schuldenares heeft aangegeven uit de regeling te willen, gebruikmakend van de spijtoptantenregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares gedurende de regeling niet actief heeft voldaan aan haar verplichtingen, waaronder het tijdig informeren van de bewindvoerder en het solliciteren naar een fulltime dienstverband. De rechtbank concludeert dat de tekortkomingen van de schuldenares toerekenbaar zijn en dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd dient te worden op grond van artikel 350, derde lid, onder c, e en g, van de Faillissementswet. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er zijn geen baten beschikbaar om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake is van een faillissement van rechtswege.