ECLI:NL:RBROT:2020:5596

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
C/10/593057 / JE RK 20-694 en C/10/597981 / JE RK 20-1614
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek benoeming bijzondere curatoren in een jeugdzorgzaak

Op 2 juni 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 17 november 2020, na een zorgvuldige afweging van de belangen van de kinderen en de betrokken ouders. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderen, de ouders, de stiefmoeder en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de aanhoudende conflicten tussen de ouders, wat heeft geleid tot een afname van het contact met de moeder. De GI had verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen en om een bijzondere curator voor [voornaam minderjarige 2] te benoemen, maar dit verzoek is afgewezen. De kinderrechter oordeelde dat de inzet van een bijzondere curator onder de huidige omstandigheden niet zal bijdragen aan een oplossing, gezien de eerdere negatieve ervaringen met de bijzondere curator voor [voornaam minderjarige 1]. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om mee te werken aan de non-violence methodiek om de situatie te verbeteren. De beslissing over de zorgregeling zal op 16 juni 2020 worden genomen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/593057 / JE RK 20-694 en C/10/597981 / JE RK 20-1614
datum uitspraak: 2 juni 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en wijziging zorgregeling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2006 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2008 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam stiefmoeder] ,

hierna te noemen de stiefmoeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het (verdere) procesverloop

Het verdere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 16 april 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- het faxbericht van de GI van 27 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 27 mei 2020,
- het verweerschrift van mr. R.W. de Gruijl, advocaat te Rotterdam.
Op 2 juni 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] die voorafgaand aan de zitting ieder apart zijn gehoord,
- de moeder, bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl, voornoemd,
- de vader,
- de stiefmoeder,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de vader en de stiefmoeder.
Bij beschikking van 16 april 2020 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 17 juli 2020, waarbij het overige verzochte is aangehouden.
De op dit moment geldende zorgregeling, vastgesteld in 2016, houdt voor zover van belang in dat de kinderen iedere dinsdag na school tot 18:00 uur bij de moeder zijn, alsmede iedere vrijdag na school tot zaterdag 20:00 uur. Daarnaast dienen de vakanties bij helfte te worden verdeeld.

De verzoeken van de GI

verlenging ondertoezichtstelling
De GI heeft onder
zaaknummer C/10/593057 / JE RK 20-694verzocht de ondertoezicht-stelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, waarvan nu nog vier maanden resteren.
Daarnaast heeft de GI verzocht (ook) voor [voornaam minderjarige 2] een bijzondere curator te benoemen (aangehouden bij beschikking van 16 april 2020, zaaknummers
C/10/582649 / JE RK 19-2952, C/10/593057 / JE RK 20-694).
De verzoeken van de bijzondere curator(wordt zaaknummer C/10/597981 / JE RK 20- 1614)
De bijzondere curator heeft in een eerder stadium van de procedure verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van zes maanden, in afwachting van de effectuering van de hulpverlening en begeleiding van de ouders. Het advies is naar [voornaam minderjarige 1] te luisteren en haar de rust te gunnen die zij vraagt (zaaknummers:
C/10/582649 / JE RK 19-2952, C/10/593057 / JE RK 20-694).
Voorts heeft de bijzondere curator verzocht om de zorg- en contactregeling ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] als volgt bij beschikking te bepalen (de bestaande regeling te wijzigen):
- omgang een weekend per 14 dagen van vrijdagmiddag uit school tot zaterdagavond 20.00
uur, alsmede;
- een woensdagmiddag uit school elke week tot circa 20.00 uur;
Voor deze periode geldt dat de vader [voornaam minderjarige 1] naar de moeder brengt en dat de moeder [voornaam minderjarige 1] naar
het huis van de vader brengt na de omgang;
- vakanties bij helfte delen, alleen de zomervakantie beperken tot twee weken aaneengesloten
bij de moeder.

Het verzoek van de moeder

De moeder heeft verzocht:
- de reguliere (derhalve niet de verdeling van de feestdagen en vakanties) zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat beide minderjarigen in plaats van iedere vrijdag tot zaterdagavond, om de week van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 20:00 uur bij de moeder verblijven;
- te bepalen dat voornoemde wijziging van kracht wordt zodra de hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] is gestart;
- te bepalen dat iedere drie maanden zal worden geëvalueerd om te bezien in hoeverre de zorgregeling aanpassing behoeft.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft haar verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. Er is sprake van een lastige situatie. De kinderen laten momenteel veel weerstand en strijd zien richting de moeder. Zij willen liever niet naar de moeder gaan, ondanks dat de omgang volgens de beschikking uit 2016 moet verlopen. In de afgelopen periode zijn de bezoeken vanwege de coronamaatregelen en vervolgens door de vijandige houding van de kinderen richting de moeder niet conform de beschikking verlopen. De vader heeft het voorstel gedaan om een bezoek op de woensdagmiddag van 17.00 uur tot 19.00 uur te laten plaatsvinden, zodat er bij de kinderen wellicht ruimte ontstaat om de relatie met de moeder te verbeteren en zij zich dan gehoord voelen. In overleg met de moeder zijn de kinderen op Moederdag (10 mei 2020) naar de moeder gegaan. De kinderen hebben het grootste gedeelte van de tijd op hun kamer gezeten, hebben niet willen eten en de cadeautjes die moeder had gekocht niet open gemaakt. Doordat de jeugdbeschermer de afspraak dat de kinderen alleen op de woensdag van 17.00-19.00 uur naar moeder zouden gaan, niet duidelijk heeft gecommuniceerd, is er tussen de ouders en tussen de kinderen en moeder nog meer onrust ontstaan. Het is lastig gebleken een opening bij de kinderen te vinden en te werken aan contactherstel. Het voorstel van de vader om de bezoeken alleen op de woensdagmiddag van 17.00 uur tot 19.00 uur te laten plaatsvinden, vindt de GI eigenlijk te weinig. Nu de vijandige houding van de kinderen richting de moeder zich lijkt te versterken, ziet de GI als enige optie om tegemoet te komen aan de wensen van de kinderen en de vader om de bezoeken op de woensdagmiddag te laten plaatsvinden. De GI ziet alleen deze optie nog open staan om iets te kunnen bereiken in het contactherstel tussen de moeder en de kinderen, mits de kinderen en de ouders zich openstellen voor hulpverlening zoals bijvoorbeeld de non-violence methodiek. De jeugdbeschermer heeft deze optie onderzocht, maar dit kan alleen plaatsvinden middels een PGB wat de financiering weer complex maakt.
De GI heeft eerder verzocht (ook) een bijzondere curator voor [voornaam minderjarige 2] te benoemen. Dit heeft echter alleen zin indien [voornaam minderjarige 2] daar open voor staat. De GI vreest dat anders dezelfde situatie ontstaat als met de benoeming van de bijzondere curator voor [voornaam minderjarige 1] . Dit heeft namelijk alleen maar meer strijd opgeleverd.

Het standpunt van belanghebbenden

De vader stemt in met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader hoopt dat met een ondertoezichtstelling rust komt voor de kinderen en zij zich weer kind kunnen voelen.
De vader verzet zich tegen het advies van de (voormalige) bijzondere curator en heeft het bureau Expertise Centrum Kind in de pleegzorg gevraagd het rapport te beoordelen. Het voorstel van de bijzondere curator om voor [voornaam minderjarige 1] een gedragsdeskundige aan te stellen, ervaart de vader als een schending van hun privacy. De vader verzet zich ook tegen de benoeming van een bijzondere curator voor [voornaam minderjarige 2] .
Volgens de vader heeft de moeder ondanks de coronamaatregelen willen vasthouden aan de vaste bezoekregeling. Naar de mening van de vader heeft de moeder daarmee een beeld proberen te creëren dat hij noch de kinderen zich aan de bezoekregeling willen houden. De vader heeft voorgesteld om de bezoeken op de woensdagmiddag te plannen van 17.00 uur tot 19.00 uur. Volgens de vader is hierover ook met de moeder overeenstemming bereikt. Desondanks heeft de moeder de kinderen eenmaal op de woensdagmiddag ontvangen en vervolgens hieraan geen vervolg of medewerking meer gegeven. De vader zag dit als een kans om tot contactherstel te komen, opdat de druk van de bezoeken bij de kinderen zou verminderen en zij zich vrijer zouden voelen. Nu de moeder niet heeft willen meewerken aan deze bezoekregeling, heeft de vader de hoop op contactherstel verloren. De vader is bereid zijn medewerking te verlenen aan de non-violence methodiek, maar niet aan de financiering hiervan.
Door en namens de moeder is verwezen naar het ingediende verweerschrift. De moeder is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling; zij betreurt het dat de verlenging slechts voor zes maanden is verzocht. De moeder hoopt dat de GI haar verzoek wijzigt en verzoekt om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar te verlengen, aangezien in de afgelopen jaren de hulpverlening nauwelijks tot stand is gekomen en de situatie niet is verbeterd; een jaar zal zeker nog nodig zijn.
Ten aanzien van de zorgregeling merkt de moeder op dat de bezoeken door corona stil zijn komen te vallen. De moeder was niet op de hoogste gesteld van het voorstel van de vader en de kinderen om de bezoeken iedere woensdagmiddag van 17.00 tot 19.00 te laten plaatsvinden. De moeder had daar graag gebruik van gemaakt. De moeder heeft met veel moeite de kinderen zover gekregen op Moederdag op bezoek te komen. Naar de visie van de moeder zou de omgang anders moeten.
De moeder verzoekt om het (aangehouden) verzoek van de bijzondere curator af te wijzen. Krachtens de geldende beschikking dienen de kinderen bij de moeder te verblijven op dinsdag vanuit school tot 18.00 uur en iedere vrijdag vanuit school tot zaterdag 20.00 uur. De vakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld. In de praktijk is het alleen [voornaam minderjarige 2] die iedere dinsdag vanuit school tot 20.00 uur bij moeder verblijft. [voornaam minderjarige 1] komt al geruime tijd niet meer bij moeder op de doordeweekse dagen. Hoewel in de stukken valt te lezen dat [voornaam minderjarige 1] (nagenoeg) geen omgang zou willen met de moeder komt zij wel altijd op de vrijdag naar haar toe en blijft zij ook slapen waarna zij en haar broer zaterdagavond samen naar vader terug gaan. Overigens verblijven beide kinderen in de vakanties en feestdagen conform de verdeling van de gezinsvoogd gewoon bij hun moeder. De moeder ziet dan ook niet de noodzaak om de zorgregeling te wijzigen conform het verzoek van de bijzondere curator.
De moeder verzoekt zelfstandig tot wijziging van de geldende zorgregeling en geeft daartoe het volgende aan. De moeder stelt dat de huidige zorgregeling waarbij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ieder weekend de helft daarvan bij haar verblijven ertoe leidt dat steeds sprake is van een “gebroken weekend”. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] kunnen dan niet op zaterdagavond leuke dingen doen met moeder en zij verblijven nooit een geheel weekend bij hun vader. Gelet op het advies van de bijzonder curator dat er duidelijkheid en rust dient te komen is volgens de moeder in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dat er een reguliere weekendverdeling wordt vastgesteld. Als gewijzigde omstandigheid voor haar verzoek stelt de moeder dat [voornaam minderjarige 1] de omgangsregeling gewijzigd wenst te hebben, dat [voornaam minderjarige 2] zijn zus daarin feitelijk zal volgen en dat de situatie de afgelopen jaren alleen maar zorgelijker is geworden. Vaststelling van een reguliere weekendregeling zal volgens de moeder voor meer rust zorgen. Wel verzoekt de moeder om haar verzochte wijziging van de zorgregeling pas in te laten gaan op het moment dat de hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] is gestart, waarna iedere drie maanden zal moeten worden geëvalueerd.
De moeder vraagt zich af in hoeverre de non-violence methodiek, los van de financiering, een kans van slagen heeft, nu deze methode niet kan worden ingezet zolang er sprake is van strijd tussen de ouders.
Namens de moeder wordt opgemerkt dat indien de kinderrechter de brief van de GI van 27 mei 2020 als een zelfstandig verzoek op basis van artikel 1:265g, eerste lid, Burgerlijk Wetboek aanmerkt, zij de kinderrechter verzoekt dat verzoek af te wijzen.
De stiefmoeder is het niet eens met de verzoeken. De stiefmoeder vindt het belangrijk dat er naar de kinderen wordt geluisterd en de strijd tussen de moeder en de kinderen wordt opgelost. [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] hebben een eigen mening en kunnen dat ook goed verwoorden. Er is nu sprake van veel boosheid en frustratie. Het lijkt de stiefmoeder goed indien een beperkte bezoekregeling van eenmaal in de week tot stand kan komen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] worden al jaren belast met de onderlinge, zeer heftige strijd tussen de ouders, waardoor zij geen contact meer willen met de moeder. Zij lijken steeds meer te verharden in die houding jegens de moeder, ondanks dat vele betrokkenen al jarenlang naar een oplossing zoeken. Het is van groot belang dat de ouders hun medewerking verlenen aan de inzet van de non-violence methodiek en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zich uiteindelijk vrij gaan voelen om met beide ouders onbelast contact te hebben.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen voor de resterende duur van vier maanden, te weten tot 17 november 2020.
Benoeming bijzondere curator
De kinderrechter is van oordeel dat onder de huidige omstandigheden de (hernieuwde) inzet van een bijzondere curator voor (één van) de kinderen niet zal bijdragen aan een oplossing. De inzet van de bijzondere curator voor [voornaam minderjarige 1] heeft tot veel weerstand en onrust bij [voornaam minderjarige 1] (en de vader) geleid, dusdanig dat de vader een deskundige heeft gevraagd zich te buigen over het rapport van de bijzondere curator. Hierdoor is de strijd verder opgelaaid en verhard, terwijl ieders bedoeling juist was om nader tot elkaar te komen. De kinderrechter zal daarom niet opnieuw een bijzondere curator benoemen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 17 november 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af de verzoeken tot benoeming van een bijzondere curator;
bepaalt dat ter zake de zorgregeling op 16 juni 2020 uitspraak gedaan zal worden.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.