ECLI:NL:RBROT:2020:5633

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
27 juni 2020
Zaaknummer
8327332
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten voor erfafscheiding tussen buren

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2020, vorderde eiseres, een buurvrouw, dat gedaagde, haar buurvrouw, haar zou veroordelen tot betaling van de helft van de kosten voor een schutting die op de erfgrens was geplaatst. Eiseres stelde dat er een mondelinge overeenkomst was gesloten tussen hen in april 2018, waarin was afgesproken dat zij gezamenlijk een schutting zouden aanschaffen. Eiseres had de materialen aangeschaft en de schutting geplaatst, maar gedaagde weigerde haar deel van de kosten te betalen. Eiseres baseerde haar vordering op artikel 5:49 BW, dat stelt dat iedere eigenaar of huurder kan vorderen dat de eigenaar of huurder van het naastgelegen perceel meewerkt aan het plaatsen van een schutting op de erfgrens.

De kantonrechter oordeelde dat artikel 5:49 BW niet van toepassing was, omdat er toestemming was gegeven door gedaagde voor het plaatsen van de schutting. De rechter benadrukte dat toestemming om de schutting te plaatsen niet automatisch betekent dat er ook overeenstemming is over het delen van de kosten. Volgens artikel 6:217 BW moet er een aanbod en aanvaarding zijn om een overeenkomst te sluiten. Gedaagde betwistte dat er overeenstemming was over de kosten en voerde aan dat zij had aangegeven niet in staat te zijn om de kosten te delen. Eiseres kon geen bewijs leveren van de gemaakte afspraken, omdat deze alleen tussen haar en gedaagde waren besproken zonder getuigen of schriftelijke vastlegging.

Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden vastgesteld. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. P. Joele tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 8327332 CV EXPL 20-582
uitspraak: 25 juni 2020

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van

[eiseres] ,

wonende te [wonplaats eiseres] ,
eiseres,
in persoon procederend,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
in persoon procederend.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en [gedaagde] .

Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
het exploot van dagvaarding van 14 februari 2020, met producties;
de conclusie van antwoord;
de conclusie van repliek;
de conclusie van dupliek.

Omschrijving van het geschil

1. De vordering, de grondslag en het verweer

1.1
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, artikel 5:49 BW van toepassing te verklaren en [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van
€ 351,14 aan hoofdsom, een onbekend bedrag aan buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
1.2
[eiseres] legt het navolgende aan de vordering ten grondslag. [eiseres] en [gedaagde] zijn buren. In juli 2017 zijn zij gaan wonen in een nieuwbouwwijk. De verhuurder heeft elke eerste huurder verplicht een erfafscheiding te realiseren. In april 2018 zijn de buren mondeling overeengekomen gezamenlijk een schutting aan te schaffen. [eiseres] heeft op
31 juli 2018 alle materialen voor de schutting aangeschaft en een busje gehuurd voor het vervoer daarvan. De totale kosten bedroegen € 702,28. Eveneens in overleg met [gedaagde] heeft de echtgenoot van [eiseres] de schutting op de erfgrens geplaatst. [eiseres] heeft [gedaagde] diverse malen aangesproken om, zoals overeengekomen, de helft van de kosten te voldoen. [gedaagde] heeft niets betaald zodat zij tekortschiet in de nakoming van haar betalingsverplichting. Ook op basis van artikel 5:49 BW dient [gedaagde] de helft van de kosten van de erfafscheiding te betalen.
1.3
[gedaagde] betwist de vordering. Zij is nooit overeengekomen de helft van de schutting te betalen.

Beoordeling van het geschil

2.1
Op grond van artikel 5:49 BW kan iedere eigenaar (en op grond van jurisprudentie ook iedere huurder) vorderen dat de eigenaar/huurder van het naastgelegen perceel zijn medewerking verleent aan het plaatsen van een schutting van 2 meter hoogte op de erfgrens. Dit betekent dat - bij gebreke van toestemming van deze huurder - de huurder die een (nieuwe) schutting op de erfgrens wenst, een vordering zal moeten instellen bij de rechter tot veroordeling van de andere huurder tot het meewerken aan het plaatsen van een nieuwe schutting en het (eventueel) bijdragen in de kosten van de afscheiding. Een vordering tot meewerken heeft [eiseres] niet ingesteld. Dat hoefde zij ook niet omdat er toestemming van [gedaagde] was de schutting op de erfgrens te plaatsen, althans is die toestemming door [gedaagde] niet betwist. Artikel 5:49 BW is dus niet van toepassing.
2.2
Toestemming om de schutting op de erfgrens te plaatsen impliceert nog geen overeenstemming om de kosten te delen. Ingevolge artikel 6:217 BW komt een overeenkomst tot stand door het aanbod van de ene partij en de aanvaarding daarvan door de andere partij. Het aanbod moet zijn gericht tot degene met wie de aanbieder een overeenkomst wil sluiten. Er is pas overeenstemming bereikt indien de aanvaarding van het aanbod inhoudelijk overeenstemt met het aanbod. Of hiervan sprake is hangt af van wat partijen hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid.
[gedaagde] erkent dat [eiseres] bij haar aan de deur is geweest om te praten over een schutting, maar niet dat zij met het delen van de kosten heeft ingestemd. Zij voert aan dat zij tijdens dat gesprek te kennen heeft gegeven dat zij niet in staat was op dat moment een schutting te financieren. Op [eiseres] , die zich op de rechtsgevolgen van haar stelling beroept, rust, gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , de bewijslast van die stelling. Dit bewijs is vooralsnog niet geleverd. Nu [eiseres] heeft gesteld niet over bewijs te beschikken omdat de gesprekken alleen tussen haar en [gedaagde] hebben plaatsgevonden zonder dat daar anderen getuige van waren en zonder dat de gestelde afspraken schriftelijk zijn vastgelegd, zal zij niet tot bewijslevering worden toegelaten. Dit heeft als gevolg dat niet is vast komen te staan dat [gedaagde] heeft afgesproken de helft van de kosten te zullen voldoen. De gevorderde hoofdsom wordt dan ook afgewezen.
2.3
[eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, welke aan de zijde van [gedaagde] op nihil worden begroot nu zij de procesvoering in eigen hand heeft gehouden.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst af de vordering;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
745