ECLI:NL:RBROT:2020:5633
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van kosten voor erfafscheiding tussen buren
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 25 juni 2020, vorderde eiseres, een buurvrouw, dat gedaagde, haar buurvrouw, haar zou veroordelen tot betaling van de helft van de kosten voor een schutting die op de erfgrens was geplaatst. Eiseres stelde dat er een mondelinge overeenkomst was gesloten tussen hen in april 2018, waarin was afgesproken dat zij gezamenlijk een schutting zouden aanschaffen. Eiseres had de materialen aangeschaft en de schutting geplaatst, maar gedaagde weigerde haar deel van de kosten te betalen. Eiseres baseerde haar vordering op artikel 5:49 BW, dat stelt dat iedere eigenaar of huurder kan vorderen dat de eigenaar of huurder van het naastgelegen perceel meewerkt aan het plaatsen van een schutting op de erfgrens.
De kantonrechter oordeelde dat artikel 5:49 BW niet van toepassing was, omdat er toestemming was gegeven door gedaagde voor het plaatsen van de schutting. De rechter benadrukte dat toestemming om de schutting te plaatsen niet automatisch betekent dat er ook overeenstemming is over het delen van de kosten. Volgens artikel 6:217 BW moet er een aanbod en aanvaarding zijn om een overeenkomst te sluiten. Gedaagde betwistte dat er overeenstemming was over de kosten en voerde aan dat zij had aangegeven niet in staat te zijn om de kosten te delen. Eiseres kon geen bewijs leveren van de gemaakte afspraken, omdat deze alleen tussen haar en gedaagde waren besproken zonder getuigen of schriftelijke vastlegging.
Uiteindelijk wees de kantonrechter de vordering van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden vastgesteld. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. P. Joele tijdens een openbare terechtzitting.