ECLI:NL:RBROT:2020:5652
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen faillissementsverklaring niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2020 uitspraak gedaan op het verzetschrift van de opposant, die in staat van faillissement was verklaard. De opposant, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Suttorp, had verzet aangetekend tegen het vonnis van 9 juni 2020, waarin hij in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant voorafgaand aan de telefonische zitting een schriftelijk verweerschrift had ingediend, waardoor hij als gehoord kan worden beschouwd. Echter, de rechtbank oordeelde dat de opposant niet het recht van verzet toekwam, maar enkel het recht van hoger beroep, omdat hij op de aanvraag tot faillietverklaring was gehoord. De rechtbank benadrukte dat de wettelijke regeling van rechtsmiddelen niet kan worden genegeerd door een voetnoot in het vonnis van faillietverklaring. De rechtbank heeft daarom de opposant niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.