ECLI:NL:RBROT:2020:5652

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
FT RK 20-330
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen faillissementsverklaring niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2020 uitspraak gedaan op het verzetschrift van de opposant, die in staat van faillissement was verklaard. De opposant, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Suttorp, had verzet aangetekend tegen het vonnis van 9 juni 2020, waarin hij in staat van faillissement was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant voorafgaand aan de telefonische zitting een schriftelijk verweerschrift had ingediend, waardoor hij als gehoord kan worden beschouwd. Echter, de rechtbank oordeelde dat de opposant niet het recht van verzet toekwam, maar enkel het recht van hoger beroep, omdat hij op de aanvraag tot faillietverklaring was gehoord. De rechtbank benadrukte dat de wettelijke regeling van rechtsmiddelen niet kan worden genegeerd door een voetnoot in het vonnis van faillietverklaring. De rechtbank heeft daarom de opposant niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
verzet niet-ontvankelijk
insolventienummer [nummer]
uitspraakdatum: 26 juni 2020
Vonnis op het verzetschrift van:
[opposant],
wonende te [adres, postcode en woonplaats]
opposant,
advocaat: mr. W. Suttorp,
strekkende tot vernietiging van het vonnis van deze rechtbank van 9 juni 2020, waarbij opposant in staat van faillissement is verklaard met benoeming van mr. W.J. Roos-van Toor tot rechter-commissaris en met aanstelling van mr. E.J. Luten tot curator.

1.De procedure

Het verzetschrift is op 22 juni 2020 ter griffie ontvangen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling

De schuldenaar die in staat van faillissement is verklaard heeft, als hij op de aanvraag tot faillietverklaring is gehoord, gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak recht van hoger beroep (artikel 8, eerste lid van de Faillissementswet, hierna: Fw). Als de schuldenaar niet op de aanvraag tot faillietverklaring is gehoord, heeft hij gedurende veertien dagen na de dag van de uitspraak recht van verzet (artikel 8, tweede lid, Fw).
Vast staat dat mr. Suttorp namens opposant voorafgaand aan de telefonische zitting een verweerschrift heeft ingediend tegen de aanvraag tot faillietverklaring. Ook als de schuldenaar zijn standpunt alleen schriftelijk naar voren heeft gebracht, is hij gehoord in de hiervoor bedoelde zin. De in het verweerschrift naar voren gebrachte verweren zijn door de rechtbank ook beoordeeld in het vonnis van 9 juni 2020. Hieruit volgt dat opposant niet het recht van verzet toekomt, maar alleen dat van hoger beroep. Daaraan doet niet af dat (de advocaat van) opposant, hoewel op de bij de wet voorgeschreven wijze opgeroepen, niet telefonisch is gehoord, ondanks pogingen daartoe door de rechtbank tijdens de zitting.
Opposant kan het recht van verzet niet ontlenen aan de voetnoot onder het vonnis van faillietverklaring. Daarin staat vermeld dat degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent verzet kan instellen gedurende veertien dagen na de dag van deze uitspraak. Een dergelijke mededeling kan de wettelijke regeling van rechtsmiddelen niet opzij zetten.
Opposant dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzet.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart opposant niet-ontvankelijk in zijn verzet.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt-Molier, rechter, en in aanwezigheid van mr. M. Mouthaan, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2020. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.