ECLI:NL:RBROT:2020:5674

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
C/10/595874 / JE RK 20-1217
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 juni 2020 een beschikking gewezen met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De minderjarige verblijft in een pleegzorgvoorziening en is onder toezicht gesteld tot 13 december 2020. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 1 mei 2020 een verzoek ingediend om de uithuisplaatsing te verlengen, omdat de ouders door coronamaatregelen lange tijd geen contact met de minderjarige hebben kunnen hebben. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader, die de Nederlandse taal niet machtig is, werd bijgestaan door een tolk in de Franse taal.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [voornaam minderjarige] momenteel niet in staat zijn om de zorg voor hem te dragen. De moeder heeft te maken met psychische problemen en obesitas, terwijl de vader nog geen verblijfsvergunning heeft. De kinderrechter benadrukt dat er meer stabiliteit in de thuissituatie van de ouders moet komen voordat een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] aan de orde kan zijn. Er is een onderzoek aangevraagd bij het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (KSCD) om meer inzicht te krijgen in het perspectief van de minderjarige.

De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] te verlengen tot 13 december 2020, met de nadruk dat de omgang tussen de ouders en de minderjarige weer regelmatig moet plaatsvinden. De beslissing is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 18 juni 2020.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/595874 / JE RK 20-1217
datum uitspraak: 2 juni 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2019 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
[naam vader], hierna te noemen de vader, zonder vaste woon- of verblijfplaats.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 1 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 4 mei 2020.
Op 2 juni 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Ch.J. Nicolai, advocaat te Schiedam,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
Aangezien de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Franse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mevrouw
S. Mukankusi, tolk in de Franse taal. De tolk heeft, alvorens haar taak aan te vangen, op de bij wet voorgeschreven wijze, de belofte afgelegd dat zij haar taak naar haar geweten zal vervullen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] verblijft in een voorziening voor pleegzorg.
Bij beschikking van 13 december 2019 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 13 december 2020. De kinderrechter heeft bij die beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 13 juni 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI handhaaft haar verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. Vanwege de Coronamaatregelen konden de bezoeken een periode niet doorgegaan, omdat meerdere betrokkenen tot de risicogroepen behoren. De ouders hebben daardoor [voornaam minderjarige] een lange tijd niet gezien. Vanaf deze week worden de bezoeken weer opgestart en zullen deze in duur worden uitgebreid, zodat gekeken kan worden hoe de band tussen de moeder en [voornaam minderjarige] verder kan groeien. De vader zal daarin worden meegenomen. De ouders vinden het lastig om emotioneel aan te sluiten bij [voornaam minderjarige] . Een thuisplaatsing is op dit moment niet aan de orde. Er is meer stabiliteit nodig in de thuissituatie bij de ouders. De moeder krijgt behandeling voor haar problematiek en de vader is bezig met het regelen van een verblijfsvergunning en huisvesting. Ook moet er meer duidelijkheid komen over de capaciteiten van vader. [voornaam minderjarige] verblijft nu op een plek waar hij de rust en stabiliteit krijgt die hij nodig heeft om zich goed te ontwikkelen. Er is een onderzoek van het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (hierna: het KSCD) aangevraagd om meer inzicht in het perspectief te krijgen.

Het standpunt van belanghebbenden

Namens en door de moeder is opgemerkt dat de veiligheid van [voornaam minderjarige] het uitgangspunt is. De ouders zijn verdrietig dat zij [voornaam minderjarige] zo weinig zien. De moeder begrijpt dat [voornaam minderjarige] nog niet naar huis kan, maar zij vindt een bezoekregeling van één uur in de veertien dagen te weinig om een band met [voornaam minderjarige] te kunnen opbouwen. De moeder heeft vanwege haar zwangerschap moeten stoppen met haar medicatiegebruik, waardoor haar hormoon-huishouding is ontregeld. Zij is vanwege haar psychische stoornis vier maal opgenomen geweest, en niet twintig keer, zoals in de stukken staat. De vader wil ook graag voor [voornaam minderjarige] zorgen. De vader heeft geen psychische stoornis. De moeder is bezig te werken aan haar problematiek. De moeder laat sinds februari 2020 een positieve stijgende lijn zien. Sinds de moeder bevallen is van [voornaam minderjarige] neemt zij weer trouw haar medicatie in. Zij komt de afspraken met haar behandelaar goed na. Zij is weer stabiel, ook wat betreft haar financiën. Haar machtiging loopt op 10 juli a.s. af. De moeder heeft veel plannen voor de toekomst, zo heeft zij van de zomer een afspraak in het ziekenhuis voor een maagverkleining. De moeder is bereid alle hulpverlening te accepteren zodat [voornaam minderjarige] thuis geplaatst kan worden.
De vader is het niet met het verzoek eens. De vader wil graag zelf voor [voornaam minderjarige] zorgen. De vader is van mening dat zijn situatie nu voldoende stabiel is om (samen met de moeder) de zorg voor [voornaam minderjarige] te kunnen dragen. Volgens de vader heeft hij over vier dagen zijn verblijfsvergunning en gaat hij officieel samenwonen met de moeder. Hij benadrukt dat hij altijd al veel met de moeder samen is geweest.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige] direct na de geboorte in een pleeggezin is ondergebracht vanwege de persoonlijke problematiek van de moeder. De moeder is ten gevolge van een psychische stoornis regelmatig ontregeld (geweest), waardoor zij onvoldoende kon aansluiten bij de behoeften van de zeer jonge [voornaam minderjarige] . Daarnaast kampt de moeder met forse obesitas. Het uitgangspunt van een uithuisplaatsing is dat er toegewerkt wordt naar een thuisplaatsing. Daarvoor dient sprake te zijn van een veilige, stabiele en voorspelbare thuissituatie. In de zomer van 2020 staat de moeder een ingrijpende operatie te wachten. Daarnaast beschikt de vader ten tijde van de zitting (nog) niet over een verblijfsvergunning. Door omstandigheden kunnen de ouders al lange tijd niet officieel samen wonen. Het is belangrijk dat er, voor een thuisplaatsing, meer zicht komt op de situatie, de mogelijkheden en de beperkingen van de ouders. Er is een aanvraag gedaan voor een onderzoek bij het KSCD. Het is belangrijk dat dit onderzoek zo snel mogelijk start opdat er duidelijkheid komt over het perspectief van [voornaam minderjarige] . Een dergelijk onderzoek kan enkele maanden duren. Belangrijk daarbij is wel dat de omgang weer regelmatig gaat plaats vinden, bij voorkeur minimaal eenmaal per week, onder meer om de onderzoekers van het KSCD een zo goed mogelijk beeld te geven van de interactie tussen [voornaam minderjarige] en zijn ouders.
De kinderrechter zal gelet op het vorenstaande de machtiging uithuisplaatsing voor de gevraagde duur verlengen, omdat deze duur nodig is om de komende ontwikkelingen te volgen. Mocht uit het KSCD-onderzoek komen dat [voornaam minderjarige] terug geplaatst kan worden bij de moeder (en/of de vader), dan gaat de kinderrechter ervan uit dat de GI dit voortvarend zal realiseren waarbij het belang van [voornaam minderjarige] leidend zal zijn.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, tot 13 december 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.