ECLI:NL:RBROT:2020:5675

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
C/10/586561 / JE RK 19-3554
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van omgangsregeling

Op 2 juni 2020 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [voornaam minderjarige], geboren in 2005. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat er zorgen waren over het ontbreken van contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn biologische moeder. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de ouders als een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren. De vader van [voornaam minderjarige] heeft aangegeven dat de betrokkenheid van de GI alleen maar leidt tot stress en ongenoegen, terwijl de moeder het eens is met de verlenging van de ondertoezichtstelling en de inzet van de GI waardeert.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling momenteel enkel gericht is op het tot stand laten komen van een omgangsregeling tussen de moeder en [voornaam minderjarige]. De kinderrechter concludeert dat het ontbreken van omgang onvoldoende basis biedt voor het verlengen van de ondertoezichtstelling. De ouders worden aangespoord om het contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn moeder te stimuleren, evenals het contact met zijn half- en stiefbroertjes en -zusjes. Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, met de opmerking dat kinderen recht hebben op omgang met hun ouders en dat het de verantwoordelijkheid van de ouders is om dit te faciliteren.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/586561 / JE RK 19-3554
datum uitspraak: 2 juni 2020

beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005 te [geboorteplaats minderjarige] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

[naam stiefmoeder] , hierna te noemen de stiefmoeder, wonende te [woonplaats stiefmoeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 2 april 2020 en de daaraan ten
grondslag liggende stukken,
- het verslag van de vader, ingekomen bij de griffie op 4 maart 2020,
- de briefrapportage van de GI van 2 juni 2020, ingekomen bij de griffie op 2 juni 2020,
- het op schrift gestelde standpunt van de vader, ter zitting overgelegd.
Op 2 juni 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de vader en de stiefmoeder.
Bij beschikking van 2 april 2020 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 9 juli 2020, waarbij het overige verzochte is aangehouden.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar, waarvan nog zes maanden resteren, te weten de periode tot 9 januari 2021.
De GI handhaaft haar verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. De ontwikkelings-bedreiging van [voornaam minderjarige] is gelegen in het feit dat hij geen contact heeft met zijn biologische moeder. Er is veel tussen de ouders gebeurd en [voornaam minderjarige] heeft daar last van ondervonden. In de beschikking van de kinderrechter van 9 april 2019 heeft de kinderrechter geoordeeld dat het van belang is dat gewerkt wordt aan het contactherstel tussen [voornaam minderjarige] en zijn moeder. De vorige zitting is de ouders het voorstel gedaan zelf afspraken te maken over de omgang. De situatie is onveranderd gebleven. De GI heeft geen zicht gekregen op de thuissituatie bij de vader. Het contact tussen de ouders verloopt zeer moeizaam. Van de zijde van de vader is geen enkel initiatief genomen om [voornaam minderjarige] in contact te laten komen met de moeder. Daarbij geeft de vader aan dat [voornaam minderjarige] geen contact wil met zijn moeder. Coachpoint is betrokken, zij vragen eenmaal per maand aan [voornaam minderjarige] of hij contact wil met moeder en zijn antwoord is nog altijd ‘nee’. Er wordt echter niet onderzocht hoe het contact wel tot stand kan komen. De GI is in de afgelopen periode voornamelijk bezig geweest om de hulpverlening van de grond te krijgen. Vanwege met name de verhuizing van [voornaam minderjarige] (en de vader) van Barendrecht naar Rotterdam is de overgang en het opstarten van de hulpverlening zeer moeilijk. De verantwoordelijkheid voor de jeugdhulp is door de verhuizing verschoven naar de gemeente Rotterdam. Door de ontstane ruis tussen de gemeentes is de hulpverlening niet opgepakt. De gemeente Rotterdam is gevraagd of zij een PGB voor Coachpoint wil afgeven. De vader heeft in april een brief van de gemeente ontvangen waarin staat dat Pameijer wordt aangesteld als hulpverleningsorganisatie. De GI had hier geen opdracht voor gegeven: de gemeente Rotterdam heeft dit zelf bepaald. De GI heeft met Pameijer de casus door gesproken; Pameijer geeft aan dat zij de casus kan oppakken. Er zal halverwege juni een gesprek gepland worden. Tot slot laat de GI weten dat een nieuwe jeugdbeschermer zal worden aangesteld.

Het standpunt van belanghebbenden

Naar de mening van de vader heeft de ondertoezichtstelling (en daarmee de betrokkenheid van de jeugdbeschermer) tot nu toe alleen maar gezorgd voor veel stress en ongenoegen. Binnenkort is er een gesprek met de klachtencommissie. De thuissituatie van de vader is ook al belast door de spierziekte van de stiefmoeder; ondanks haar ziekte helpt de stiefmoeder de vader bij het vinden van zijn weg binnen de bureaucratie rond de zorg voor [voornaam minderjarige] . Deze zorg is afgelopen tijd in het gedrang gekomen; de GI heeft dat niet weten te voorkomen. Vanaf januari 2020 heeft de GI besloten dat de zorg voor [voornaam minderjarige] in een andere financieringsvorm moet worden afgegeven; tot op heden is de beschikking nog steeds niet afgegeven. In de tussentijd is de vader verhuisd van de gemeente Barendrecht naar de gemeente Rotterdam. Dat heeft ook voor problemen gezorgd. Er is door de gemeente Rotterdam een zorgaanbieder aangesteld waar de GI geen weet van had. Ondertussen krijgt [voornaam minderjarige] al vier maanden niet de zorg waar hij recht op heeft, terwijl Pameijer daar blijkbaar wel voor wordt betaald. De door de GI gestelde doelen zijn opnieuw niet behaald. De vader vindt ook dat er contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn moeder moet zijn. Maar [voornaam minderjarige] is een jongen met een rugzak en hij heeft speciale begeleiding nodig. Zoals het er nu naar uit ziet, zit er nog geen opening bij [voornaam minderjarige] om het contact op te starten; dit is ook beaamd door Coachpoint. Of dit doel behaald zal worden in de periode waarvoor nu verlenging van de ondertoezichtstelling wordt gevraagd, is volgens de vader een groot vraagteken. De vader stuurt de moeder tweewekelijks een verslag over [voornaam minderjarige] . De moeder doet dat op haar beurt naar de vader over [naam zus minderjarige] (de zus van [voornaam minderjarige] , die bij de moeder woont). De moeder neemt de dagelijkse besluiten over [naam zus minderjarige] en de vader over [voornaam minderjarige] . Naar de mening van de vader verloopt dat goed genoeg. De ouders doen hun best om de rust te behouden in de beide gezinnen. Alleen zorgt de bemoeienis van de GI voor onrust in het gezin van vader, omdat de samenwerking met de GI door de stagnatie van de zorg voor [voornaam minderjarige] niet goed verloopt. De vader heeft gedurende de Coronamaatregelen de zorg voor [voornaam minderjarige] en de financiering van die zorg volledig zelf gedragen; immers Coachpoint werd niet meer betaald. De prioriteit van vader ligt bij het voortzetten van de zorg voor [voornaam minderjarige] en het stimuleren van het contact met de moeder. De vader hoopt dat andersom het contact met [naam zus minderjarige] weer van de grond komt. De vader heeft, zoals hij ook op de vorige zitting in december heeft laten weten, geen enkel vertrouwen in de GI. Dat er een nieuwe jeugdbeschermer wordt aangesteld maakt het niet anders.
De moeder is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij is tevreden over de inzet van de GI. Zij herkent de worsteling van de vader, en overigens ook van de GI, met de bureaucratie; toen [voornaam minderjarige] nog bij haar woonde, liep zij tegen vergelijkbare problemen aan. Ook zij heeft meegemaakt dat gemeenten niet samenwerkten, waardoor hulp niet van de grond kwam. De GI kan daar ook niks aan veranderen. De moeder is blij dat nu erkend wordt dat [voornaam minderjarige] autisme heeft; dat gezien wordt dat het niet aan haar ligt. [voornaam minderjarige] is er de dupe van geworden dat hij van speciaal onderwijs naar regulier onderwijs moest, omdat hij niet autistisch genoeg was. De moeder is blij te constateren dat de vader overwicht op [voornaam minderjarige] heeft en dat [voornaam minderjarige] respect heeft voor zijn stiefmoeder. Alhoewel [voornaam minderjarige] geen agressie meer laat zien en het goed gaat op school, is er de afgelopen twee jaar niets veranderd ten aanzien van het contact tussen [voornaam minderjarige] en haar. Ook de manier waarop de vader naar haar mailt of anderszins contact heeft, is vervelend. De moeder heeft besloten maar geen vragen meer aan de vader te stellen, omdat dat altijd tot discussies leidt. De moeder vreest dat zonder een ondertoezichtstelling de omgang helemaal niet van de grond zal komen. Daarnaast voelt de moeder zich regelmatig bedreigd door de vader; zij vindt dat de inzet van de GI meerwaarde heeft als buffer tegen de vader. Zij hoopt dat de nieuw aan te stellen jeugdbeschermer kan zorgen voor een verantwoord en veilig contact tussen haar en de vader.

De beoordeling

De kinderrechter kan, samengevat, de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling nog steeds ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouder(s) met gezag.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] op dit moment enkel nog gericht is op het tot stand laten komen van een omgangsregeling tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . De overige zorgen die genoemd zijn in de beschikking van 9 april 2019 zijn volgens de GI niet meer aan de orde; voor zover nodig worden die zorgen binnen het vrijwillig kader voldoende opgepakt.
Door de verhuizing van de vader van Barendrecht naar Rotterdam zijn er wel problemen ontstaan over de organisatie van de zorg voor [voornaam minderjarige] . De bemoeienis van de GI heeft niet kunnen voorkomen dat de financiering van Coachpoint, waar [voornaam minderjarige] veel baat bij heeft, is gestagneerd. Uit de voortgangsrapportage van de GI van 2 juni 2020 blijkt dat de GI de afgelopen tijd voornamelijk bezig is geweest om de hulpverlening van de grond te laten komen. Met name genoemde verhuizing heeft de overgang en het opstarten van de hulpverlening zeer moeilijk gemaakt, aldus de GI. De gemeente Barendrecht is van mening dat de verantwoordelijkheid voor [voornaam minderjarige] is verschoven naar de gemeente Rotterdam. Volgens de GI is er onduidelijkheid ontstaan over de vraag welke gemeente uitvoering aan een bestaande beschikking van de gemeente Barendrecht moet geven. De hulpverlening zou ofwel via een Persoonsgebonden budget (PGB) moeten worden ingezet, dan wel via een gecontracteerde zorgaanbieder in Rotterdam via de hoofd- en onderaannemersconstructie. De GI heeft bij de gemeente Rotterdam verzocht om de afgifte van een PGB voor Coachpoint. Daarop is de GI door de afdeling WMO van een Rotterdamse wijk verwezen naar de GI, dus naar haarzelf. De GI concludeert in de voortgangsrapportage dat zij daarmee weer terug is bij af en dat de situatie daardoor al geruime tijd ongewijzigd is. Toen bleek dat noodzakelijke zorg voor [voornaam minderjarige] van Coachpoint uitbleef, is de vader de hulp zelf gaan financieren om verdere stagnatie te voorkomen.
Alles overziend stelt de kinderrechter vast dat het met name de ontbrekende omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige] (en overigens ook tussen de vader en de niet onder toezicht staande [naam zus minderjarige] ) is, die een ontwikkelingsbedreiging voor [voornaam minderjarige] (en [naam zus minderjarige] ) vormt. Ook stelt de kinderrechter vast dat de ondertoezichtstelling bij de vader, de stiefmoeder en de inmiddels bijna vijftienjarige [voornaam minderjarige] al lange tijd voor veel stress en weerstand zorgt, waardoor een positief effect van de ondertoezichtstelling uitblijft.
Voor het opleggen van een zogenaamde omgangsondertoezichtstelling geldt volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat het toepassen van de maatregel van een ondertoezichtstelling een inmenging in het gezinsleven van ouder(s) en kind betekent. Deze maatregel is slechts gerechtvaardigd, indien zij berust op de in de wet aangegeven gronden en dient ter bescherming van het belang van het kind. De beslissing dienaangaande behoort door de kinderrechter goed gemotiveerd te worden.
De kinderrechter is van oordeel, alles meewegend, dat enkel het ontbreken van omgang zoals hiervoor beschreven onvoldoende basis biedt voor het verlengen van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] . Het verzoek tot verlenging zal daarom worden afgewezen.
De kinderrechter wijst de beide ouders er dringend op dat kinderen recht hebben op omgang met hun ouders. Het is de verantwoordelijkheid van de beide ouders om er alles aan te doen om het contact van het bij ieder van hen wonende kind met de andere ouder te stimuleren. Zolang dat niet tot de mogelijkheden behoort, is het ook de verantwoordelijkheid van de beide ouders om op zijn minst het contact onderling tussen hun kinderen, en met hun half- en stiefzusjes en -broertje mogelijk te maken.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2020 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 juni 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.