ECLI:NL:RBROT:2020:5728

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
8143095 CV EXPL 19-47460
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een restantbedrag uit een overeenkomst van opdracht voor hypotheekadvies

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap HYPOTHEEK ADVIES GROEP NEDERLAND B.V. (hierna: HAGN) en [gedaagde 1] c.s. Het geschil betreft een overeenkomst van opdracht voor hypotheekadvies die op 10 april 2019 is gesloten. HAGN vorderde betaling van een restantbedrag van € 1.186,05, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, omdat [gedaagde 1] c.s. in gebreke zijn gebleven met de betaling van de overeengekomen vergoeding van € 2.000,-. De gedaagden hebben verweer gevoerd en een tegenvordering ingesteld, waarbij zij schadevergoeding vorderden wegens toerekenbare tekortkomingen van HAGN in de uitvoering van de overeenkomst.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat HAGN de overeenkomst niet behoorlijk heeft uitgevoerd, maar dat dit niet heeft geleid tot schade voor [gedaagde 1] c.s. De rechter oordeelde dat HAGN recht heeft op betaling van het resterende bedrag van € 1.000,-, en dat de wettelijke rente en een deel van de buitengerechtelijke kosten toewijsbaar zijn. De tegenvordering van [gedaagde 1] c.s. werd afgewezen, omdat niet is gebleken dat HAGN tekortgeschoten is in haar zorgplicht op een wijze die schade heeft veroorzaakt. De kosten van de procedure werden toegewezen aan HAGN, en de vordering van [gedaagde 1] c.s. werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8143095 CV EXPL 19-47460
Uitspraak: 3 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HYPOTHEEK ADVIES GROEP NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 24 september 2019,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. drs. J.J.F.M. Konings te ‘s-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde 1] , en

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats gedaagden] ,
gedaagden,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. E. Bot (DAS) te Amsterdam.
Partijen worden hierna ‘HAGN’ respectievelijk (gezamenlijk) ‘ [gedaagde 1/ eiser 1] c.s.’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie,
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2
De datum van de uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze enerzijds zijn gesteld dan wel blijken uit de overgelegde stukken en anderzijds zijn erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden:
2.1
Op of omstreeks 10 april 2019 hebben [gedaagde 1] c.s., als opdrachtgevers, met HAGN, als opdrachtnemer, een schriftelijke overeenkomst gesloten met betrekking tot het verzorgen van hypotheekadvies door HAGN aan [gedaagde 1] c.s., voor een totaalbedrag van € 2.000,-.
2.2
Het betreft, zo is in de overeenkomst geëxpliciteerd, de volgende werkzaamheden:
“Onder de werkzaamheden vallen onder andere: de telefonische intake(s), de volledige inventarisatie van uw persoonlijke situatie en wensen, het opstellen van het klantprofiel en overige inventarisatie- en advieswerkzaamheden aan de telefoon of bij u thuis. Het uitwerken van de inventarisatie, het berekenen van uw mogelijkheden, het uitwerken van het hypotheekadvies, het zoeken naar de juiste oplossingen op basis van uw klantprofiel en het gemaakte hypotheekadvies, het uitwerken van meerdere oplossingen en het uitwerken van dit alles in een financieel rapport. Alle werkzaamheden waarmee de uiteindelijke hypotheekkeuze aangevraagd wordt bij de desbetreffende geldverstrekker. Onder de werkzaamheden vallen alle werkzaamheden die betrekking hebben op de ontvangen hypotheekofferte, het administratief verwerken hiervan en het laten ondertekenen van de hypotheekofferte door de klant. Onder de werkzaamheden vallen alle werkzaamheden die betrekking hebben op de ontvangst en verwerking van getekende documenten, het verzamelen en doorsturen van ontbrekende documenten en het onderhouden van alle contacten die belangrijk zijn voor het in orde maken van het volledige hypotheekdossier.”
2.3
Op 21 mei 2019 hebben [gedaagde 1] c.s. een door HAGN ten behoeve van hun nieuw te bouwen woning (inclusief grond) bij geldverstrekker BLG Wonen aangevraagde bindende hypotheekofferte voor een geldlening van € 414.700,- voor akkoord getekend, waarna HAGN deze heeft gezonden aan BLG Wonen ten behoeve van het passeren van de akte bij de notaris, welk moment inmiddels op 29 mei 2019 om 17.00 uur was vastgesteld.
2.4
Op 24 mei 2019 hebben [gedaagde 1] c.s. HAGN verzocht om een nieuwe offerte, voor een (lagere) hypothecaire geldlening van € 414.000,-. HAGN heeft deze offerte diezelfde dag voor hen bij BLG Wonen aangevraagd.
2.5
Op 28 mei 2019 om 17.29 uur heeft HAGN per e-mail de nieuwe offerte van BLG Wonen ontvangen en deze direct ter ondertekening doorgestuurd aan [gedaagde 1] c.s.
2.6
Ook per e-mail van 28 mei 2019 heeft HAGN [gedaagde 1] c.s. een factuur groot € 2.000,-voor de door haar verrichte werkzaamheden doen toekomen.
2.7
Diezelfde avond, om 23.05 uur, heeft HAGN de door [gedaagde 1] c.s. inmiddels voor akkoord getekende nieuwe offerte (voor een bedrag van € 414.000,-) per e-mail aan BLG Wonen doorgezonden.
2.8
Op 29 mei 2019 hebben [gedaagde 1] c.s. de hypotheekakte gebaseerd op de offerte van 21 mei 2019 (voor een bedrag van € 414.700,-) bij de notaris getekend.
2.9
Op 1 juni 2019 hebben [gedaagde 1] c.s. op de onder 2.6 bedoelde e-mail van HAGN het volgende geantwoord:
“(…)
geld staat begin volgende week op de rekening van jullie. Heeft enige vertraging in verband met de overboeking van spaarrekening naar gewone betaal rekening.
Kan jij nadat het geld is ontvangen de factuur terug kunnen sturen?
(…)”.

3..Het geschil

3.1
HAGN heeft
in conventiegevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen € 1.186,05, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten, die kosten eveneens vermeerderd met wettelijke rente.
3.2
Aan die vordering heeft HAGN -samengevat en voor zover nu van belang- ten grondslag gelegd dat [gedaagde 1] c.s. ondanks aanmaning en de gedane betalingstoezegging (zie 2.9) in gebreke zijn gebleven met betaling van hetgeen zij uit hoofde van de onder 2.1 bedoelde overeenkomst aan HAGN verschuldigd zijn geworden. Het betreft een restant bedrag van € 1.000,-. Naast dat bedrag en de wettelijke rente (in de zin van artikel 6:119 BW) daarover, door HAGN tot aan de dagvaarding berekend op € 4,55, maakt HAGN jegens [gedaagde 1] c.s. aanspraak op een bedrag van € 181,50 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke kosten.
3.3
[eiser 1] c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd, dat tot afwijzing van het door HAGN gevorderde strekt, en hebben voorts een tegenvordering ingesteld. Zij hebben
in reconventiegevorderd HAGN bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen aan [eiser 1] c.s. te vergoeden de schade die zij lijden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van HAGN in de uitvoering van de overeenkomst, zijnde een bedrag van € 667,75 en een bedrag van € 700,-, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan die van algehele voldoening, met veroordeling van HAGN in de kosten van de procedure.
3.4
Het verweer in conventie en de vordering in reconventie hangen nauw met elkaar samen. Hetgeen [gedaagde 1] c.s. als verweer in conventie naar voren hebben gebracht, hebben zij (mede) aan hun tegenvordering ten grondslag gelegd. Dit komt er -ook voor zover thans van belang- op neer dat HAGN in strijd met de op haar rustende zorgplicht heeft gehandeld door niet al in eerste instantie [gedaagde 1] c.s. een geldlening voor een bedrag van € 414.000,- voor te stellen zodat een lager rentetarief gold dan bij een bedrag van € 414.700,-. Pas nadat zij hierom vroegen (zie 2.4), heeft HAGN een betere offerte aangevraagd, zonder daarbij aan te geven dat die mogelijkerwijs niet meer kon worden gerealiseerd.
Toen [gedaagde 1] c.s. op 29 mei 2019 bij de notaris erachter kwamen dat de hen ter tekening voorgelegde hypotheekakte was gebaseerd op de bedragen en de rentetarieven van de offerte die op 21 mei 2019 was ondertekend, hebben zij zich door de tijdsdruk verplicht gevoeld te tekenen. Indien zij dat niet zouden hebben gedaan, zouden zij namelijk een aanvullende rente verschuldigd zijn geworden. Pas na enige tijd, na de gedane betalingstoezegging van 1 juni 2019 (zie 2.9), hebben zij zich de financiële gevolgen van het passeren van de akte op grond van de verkeerde, eerste offerte gerealiseerd.
[gedaagde 1] c.s. stellen zich op het standpunt dat zij onder deze omstandigheden niet het gehele overeengekomen bedrag van € 2.000,- aan HAGN verschuldigd zijn en dat HAGN bovendien vanwege haar toerekenbaar tekortschieten gehouden is [gedaagde 1] c.s. de kosten van het opstellen en inschrijven van een nieuwe hypotheekakte te vergoeden, zijnde een bedrag van € 667,75, en hen een bedrag van € 700,- moet voldoen zodat [gedaagde 1] c.s. daarmee de hypotheeksom kunnen verlagen tot het bedrag van € 414.000,-.
3.5
HAGN heeft zich gemotiveerd verweerd tegen de tegenvordering. Op hetgeen zij in dat verband heeft aangevoerd en op hetgeen partijen overigens in conventie en in reconventie naar voren hebben gebracht, wordt hierna, voor zover althans van belang voor de uitkomst van de procedure, teruggekomen.

4..De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1
Vanwege de onderlinge samenhang wordt het door partijen over en weer gevorderde hierna gezamenlijk besproken.
4.2
Vooropgesteld wordt dat, zo is niet in geschil, [gedaagde 1] c.s. op 21 mei 2019 de door HAGN voor hen aangevraagde hypotheekofferte hebben geaccepteerd en die, ten blijke van hun instemming daarmee, hebben ondertekend, waarna HAGN deze aan BLG Wonen heeft gezonden, die vervolgens een hypotheekinstructie aan de notaris heeft gegeven ten behoeve van het passeren van de akte op 29 mei 2019. Deze offerte (productie 1 van [gedaagde 1] c.s.) gaat uit, zo blijkt daaruit, van een hypothecaire lening van € 414.700,- met inbreng van een bedrag van € 53.100,- aan eigen geld. Voorts is daarin bepaald dat het eigen geld volledig moet zijn ingebracht voordat ‘het bouwdepot’ (de hypothecaire geldlening) kan worden gebruikt. Overigens gingen, zo heeft de kantonrechter geconstateerd, de door [gedaagde 1] c.s. op 10 april 2019 ondertekende ‘Hypotheek uitgangspunten’ (productie 6 van HAGN) uit van een (hogere) geldlening van € 419.000,-.
4.3
Volgens [gedaagde 1] c.s. heeft HAGN hiermee, anders dan uit het voorgaande zou kunnen worden afgeleid, haar opdracht niet behoorlijk vervuld. Niet gebleken is immers dat HAGN zich, zo begrijpt de kantonrechter het standpunt van [gedaagde 1] c.s., heeft ingespannen om de daarna, op 28 mei 2019, door [gedaagde 1] c.s. getekende nieuwe offerte (zie 2.3-2.6) door BLG Wonen te laten verwerken en op tijd bij de notaris te krijgen. Bovendien had HAGN volgens [gedaagde 1] c.s. de in de nieuwe offerte aangeboden hypothecaire lening al in eerste instantie moeten voorstellen en is HAGN ook daarom in haar zorgplicht tekortgeschoten. Die offerte is voor hen namelijk gunstiger omdat daarin een (0,05%) lager rentetarief wordt aangeboden vanwege het feit dat [gedaagde 1] c.s. bij een geldlening van € 414.000,- (net) in aanmerking komen voor het rentetarief behorend bij een schuld-marktwaardeverhouding van 60% of minder, hetgeen hen over de gehele rentevaste periode een bedrag van € 2.750,- scheelt. Aldus [gedaagde 1] c.s.
4.4
De kantonrechter stelt vast dat in de nieuwe offerte (productie 2 van [gedaagde 1] c.s.) voor een hypothecaire geldlening van € 414.000,-, derhalve voor een € 700,- lager bedrag dan de door [gedaagde 1] c.s. op 21 mei 2019 geaccepteerde offerte, inderdaad een 0,05% lagere rente wordt aangeboden, maar ook dat daar dan wel tegenover staat een extra inbreng van eigen geld ter hoogte van € 700,-, namelijk € 53.800,- in plaats van € 53.100,-. Niet gesteld en ook niet gebleken is echter dat [gedaagde 1] c.s. voordat zij op 21 mei 2019 de offerte aanvaardden, aan HAGN kenbaar hebben gemaakt dat zij bereid (en in staat) waren meer dan een bedrag van € 53.100,- aan eigen geld in te brengen. Sterker nog, zij hebben door ondertekening van die offerte nu juist uitdrukkelijk verklaard tegen de daarin genoemde rentetarieven een bedrag van € 414.700,- van BLG Wonen te willen lenen, onder de verplichting een bedrag van € 53.100,- aan eigen geld in te brengen.
4.5
Uit de hiervoor onder 2.4-2.7 geduide feitelijke gang van zaken met betrekking tot de door [gedaagde 1] c.s. vervolgens, op 24 mei 2019, verlangde nieuwe offerte kan naar het oordeel van de kantonrechter niet anders worden afgeleid dan dat HAGN ter zake bepaald voortvarend heeft gehandeld. [gedaagde 1] c.s. hebben ook niet gesteld dat HAGN in die (korte) periode in redelijkheid meer had kunnen doen om BLG die offerte eerder dan de namiddag van 28 mei 2019, daags voor de geplande afspraak bij de notaris, te laten afgeven.
4.6
Als al geoordeeld zou kunnen worden dat HAGN, ondanks de uitdrukkelijke acceptatie door [gedaagde 1] c.s. van de eerste offerte tegen de daarin genoemde voorwaarden, waaronder als gezegd de hoogte van hun eigen inbreng, tekortgeschoten is in haar zorgplicht doordat zij [gedaagde 1] c.s. niet zou hebben geïnformeerd dat zij bij een € 700,- lagere geldlening -en dus met een € 700,- hogere eigen inbreng- in aanmerking zouden komen voor een lager rentetarief, en doordat zij zich niet ingespannen heeft om de nieuwe offerte tijdig door BLG Wonen te laten verwerken en aan de notaris te doen toekomen, is de kantonrechter niet gebleken dat dit bij [gedaagde 1] c.s. geleid heeft tot schade die in de gegeven omstandigheden in redelijkheid voor rekening van HAGN zou moeten komen.
4.7
Daartoe wordt overwogen dat HAGN onbetwist heeft aangevoerd dat [gedaagde 1] c.s. hetzelfde resultaat als door hen beoogd met de nieuwe offerte kunnen bereiken met de door hen daarvoor al geaccepteerde offerte, en wel doordat zij het bedrag van € 700,- dat zij in de nieuwe offerte minder lenen maar dan zelf moeten inbrengen, direct aflossen op de lening en vervolgens, vanwege het bereiken van een schuld-marktwaardeverhouding van 60% of minder, BLG Wonen verzoeken om toepassing van het (0,05%) lagere rentetarief. HAGN heeft ook onbestreden gesteld dat zij [gedaagde 1] c.s. hier ook op heeft gewezen, zoals ook blijkt uit de door [gedaagde 1] c.s. als productie 4 overgelegde WhatsApp-berichten, waarin HAGN hen voor 28 mei 2019 immers schrijft: “
Ik heb al aangegeven dat het geen verschil maakt en waarom geef dan even rekenkundig aan wat het probleem volgens jou is”.
4.8
Op basis van hetgeen zij hebben aangevoerd, is de kantonrechter onduidelijk gebleven waarom [gedaagde 1] c.s., nadat zij er op 29 mei 2019 bij de notaris achter kwamen dat (nog) geen hypotheekinstructie op basis van de nieuwe offerte aan de notaris was verstrekt maar hen een hypotheekakte op basis van de op 21 mei 2019 geaccepteerde offerte voorgelegd werd en zij die hebben getekend, de door hen daarmee uitgespaarde eigen inbreng, zijnde exact het bedrag van € 700,- dat, zoals HAGN hen toen ook al had uitgelegd, nodig was om in aanmerking te komen voor het 0,05% lagere rentetarief, niet onverwijld hebben afgelost op de hypothecaire geldlening en BLG Wonen hebben verzocht het rentetarief aan te passen. Daarmee zou immers van de door hen thans gestelde schade geen sprake zijn.
4.9
Daarvoor hebben [gedaagde 1] c.s., hoewel het toch bepaald voor de hand had gelegen om alsnog het door hen gewenste lagere rentetarief te realiseren, om hun moverende redenen kennelijk niet gekozen. Wel hebben zij meegewerkt aan het passeren van de op basis van de volgens hen niet gewenste offerte opgemaakte hypotheekakte bij de notaris, volgens hen om te voorkomen dat zij een aanvullende rente verschuldigd zouden zijn omdat de akte anders niet tijdig zou zijn gepasseerd. Uit niets blijkt echter dat zij vervolgens onverwijld hierover bij HAGN hebben geklaagd. Integendeel, drie dagen nadat [gedaagde 1] c.s. dit was overkomen, hebben zij (zie hiervoor 2.9) HAGN zonder enige klacht te uiten of enig voorbehoud te maken per e-mail toegezegd haar factuur binnen een week te zullen voldoen.
4.1
Gezien dit alles komt de kantonrechter tot de slotsom dat als al geoordeeld zou kunnen worden dat HAGN jegens [gedaagde 1] c.s. tekortgeschoten is in haar zorgplicht uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst, niet gebleken is dat dit enig aan HAGN toe te rekenen financieel nadeel voor [gedaagde 1] c.s. tot gevolg heeft gehad. De door [gedaagde 1] c.s. ingestelde vordering wordt dan ook reeds op die grond afgewezen.
4.11
Nu, naast hun hiervoor behandelde en verworpen standpunt, door [gedaagde 1] c.s. geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die tot de slotsom kunnen leiden dat HAGN geen recht heeft op volledige betaling van de tussen partijen afgesproken beloning van € 2.000,- voor de door haar verrichte werkzaamheden, wordt het door haar gevorderde restantbedrag van € 1.000,- hierna toegewezen.
4.12
Hetgeen overigens nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen bespreking.
4.13
De door HAGN over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW wordt, als op de wet gegrond en door [gedaagde 1] c.s. ook niet afzonderlijk bestreden, toegewezen.
4.14
HAGN maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten tot een totaalbedrag van € 181,50. Deze vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. In de aan [gedaagde 1] c.s. verzonden aanmaning, die overigens voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, wordt aan buitengerechtelijke incassokosten een lager bedrag genoemd dan thans wordt gevorderd. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal dan ook worden toegewezen tot het in de aanmaning genoemde bedrag van € 150,-.
4.15
[gedaagde 1] c.s. worden, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie en die in reconventie, aan de zijde van HAGN vastgesteld op de hierna in het dictum genoemde bedragen. Daarbij wordt voor de goede orde opgemerkt dat bij de vaststelling van de hoogte van het gemachtigdensalaris in reconventie rekening is gehouden met het feit dat de tegenvordering is voortgevloeid uit het verweer in conventie.
4.16
De door HAGN over de proceskosten gevorderde wettelijke rente (in de zin van artikel 6:119 BW) is, als op de wet gegrond, toewijsbaar.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
- veroordeelt [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan HAGN van een bedrag van € 1.154,55, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6: 119 BW over een bedrag van € 1.000,- vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde 1] c.s., eveneens hoofdelijk, in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van HAGN vastgesteld op € 486,- aan griffierecht, € 85,21 aan explootkosten en € 240,- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde;
in reconventie
- wijst het door [eiser 1] c.s. gevorderde af;
- veroordeelt [eiser 1] c.s. hoofdelijk in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van HAGN vastgesteld op € 180,- aan salaris voor haar gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW daarover vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654