4.3.Bewezenverklaring feiten 3 en 5 zonder nadere motivering
Het onder 3 en 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het onder 3 en 5 bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 3 maart 2020 in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven,
met dat opzet meermalen,
- met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto rijdend met een hoge
snelheid is ingereden op een politieauto met daarin voornoemde [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]
en
- met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto rijdend met een hoge
snelheid tegen die politieauto met daarin voornoemde [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] ,
is aangereden, waardoor de
bestuurder van die politieauto de controle over die politieauto is verloren
en die politieauto in een slip terecht is gekomen en die politieauto
tegen de vangrail terecht is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 3 maart 2020 in Nederland
opzettelijk en wederrechtelijk
een politieauto (Audi A6 Avant ), dat
aan een ander, te weten aan Politie Eenheid Rotterdam
toebehoorde, heeft beschadigd;
3.
hij als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt,
welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had
verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Rotterdam op het
Schieplein, op 3 maart 2020 de (voornoemde) plaats van
vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist
aan anderen (te weten aan [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] ) schade was toegebracht;
4.
hij op 3 maart 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, als
bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto, zijnde een Citroën ZX
met (Frans) kenteken [kentekennummer 1] ), daarmee rijdende op de weg, te weten de Karel
Doormanstraat en het Schouwburgplein en de Mauritsplaats en het Weena
en de Coolsingel en het Schieplein en de Schiekade
en de Rijksweg A20 en de Rijksweg A12, zich opzettelijk zodanig heeft
gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- een langere periode met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane
snelheid, althans met een gelet op de omstandigheden te hoge snelheid, te
rijden en
- meermalen op het fietspad te rijden en te
slingeren en
- meerdere door verbalisanten gegeven stoptekens te negeren en
- ( met een hoge snelheid) op meer voertuigen in te rijden en
(vervolgens) (zich door) (met een hoge snelheid) meer van die
voertuigen te duwen en die daarbij te raken en
- een rood licht te negeren en
- ( met een hoge snelheid) één politieauto en andere
voertuigen te passeren en
- ( met een hoge snelheid) (over vrijwel de gehele breedte van drie rijstroken)
van links naar rechts te manoeuvreren en
- te proberen zich uit de zogenoemde inbox-procedure te manoeuvreren door
onder meer meerdere snelle stuurbewegingen te maken en
- meermalen (met een hoge snelheid) op één politieauto in te rijden
- ( met een hoge snelheid) tegen een politieauto, met daarin [naam slachtoffer 1] en
[naam slachtoffer 2] , te rijden en te
botsen, waardoor de bestuurder van die politieauto de controle over die
politieauto is verloren en die politieauto in een slip terecht is gekomen
en die politieauto tegen de vangrail terecht is gekomen,
- terwijl het donker was en
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
5.
hij op 03 maart 2020 te Rotterdam, als bestuurder van een
motorrijtuig, (te weten een personenauto, zijnde een Citroën ZX met (Frans)
kenteken [kentekennummer 1] ), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek,
als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 535 microgram
alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.