In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot een zorgverzekeringsovereenkomst. De kantonrechter te Rotterdam heeft op 15 mei 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, die volgde op een procedure waarin de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van verschuldigde premies en eigen risico. De vordering van VGZ betrof een bedrag van € 500,00, dat de gedaagde moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde had erkend dat hij een deel van de vordering moest betalen, maar betwistte de hoogte van het bedrag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks herhaalde aanmaningen, niet tijdig had betaald en dat VGZ recht had op de gevorderde bedragen. De kantonrechter heeft de vordering van VGZ toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten en vervallen rente, en de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.