Op 3 juli 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderrechter de betrokkenen, waaronder de moeder, de grootmoeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, heeft gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen in een zorgelijke opvoedomgeving zijn opgegroeid en dat de moeder moeite heeft om aan te sluiten bij hun emotionele en cognitieve ontwikkeling. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] te verlengen tot haar meerderjarigheid en de ondertoezichtstelling van [naam kind 2] en [naam kind 3] voor een jaar. De moeder en de grootmoeder hebben zich niet verzet tegen deze verzoeken. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] tot haar meerderjarigheid wordt verlengd en dat de ondertoezichtstelling van [naam kind 2] en [naam kind 3] ook wordt verlengd. De machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 3] is eveneens verlengd, terwijl het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 2] is afgewezen, omdat dit verzoek door de GI was ingetrokken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.