ECLI:NL:RBROT:2020:6077

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
10/750327-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ontucht met minderjarige prostituee en verwerping beroep op afwezigheid van alle schuld

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige prostituee. De verdachte heeft in de periode van 1 september 2018 tot en met 18 december 2018 meermalen ontucht gepleegd met een meisje dat zich beschikbaar stelde voor seksuele handelingen tegen betaling. De verdachte heeft bekend dat hij de seksuele handelingen heeft verricht, maar heeft zich beroepen op afwezigheid van alle schuld, stellende dat hij dacht dat het slachtoffer meerderjarig was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minderjarigheid van het slachtoffer een geobjectiveerd bestanddeel is van het strafbare feit, wat betekent dat de verdachte niet kan worden ontslagen van rechtsvervolging op basis van zijn onwetendheid over de leeftijd van het slachtoffer. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van acht maanden had gevorderd, niet gevolgd. In plaats daarvan heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 150 uren, waarbij aansluiting is gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten voor de strafmaat. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren voor minderjarigheid die de verdachte hadden moeten doen twijfelen aan de leeftijd van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, en de rechtbank heeft de verdachte schuldig verklaard aan het ten laste gelegde feit, terwijl hij van andere tenlasteleggingen is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750327-19
Datum uitspraak: 1 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak
tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr J.W. Dijke, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend en zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij,
in de periode van 01 september 2018
tot en met 18 december 2018 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
meermalen, telkens ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum slachtoffer] 2001, die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of
meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van
zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt,
welke ontuchtige handelingen bestonden uit het
meermalen brengen en houden van zijn, verdachtes, penis en tong in de
vagina van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van
seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien
jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens afwezigheid van alle schuld. De verdachte heeft in zijn advertentie duidelijk aangegeven dat hij op zoek was naar een meerderjarige vrouw. Desondanks heeft het slachtoffer zelf gereageerd op de advertentie van de verdachte en zij heeft tegen de verdachte gezegd dat ze ouder dan 18 jaar was. De verdachte had geen reden om hieraan te twijfelen en zelfs al had hij gevraagd hoe oud ze daadwerkelijk was, dan had zij hierover gelogen en had ze nogmaals gezegd dat ze ouder dan 18 jaar was.
6.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt het volgende voorop. Artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht heeft als doel jeugdprostitutie tegen te gaan. De minderjarigheid is in dit wetsartikel een zogenoemd geobjectiveerd bestanddeel. Dit betekent dat het feit bewezen kan worden verklaard ook al weet een verdachte – zoals de verdachte in dit geval - niet dat de prostituee minderjarig is. De leeftijd is als geobjectiveerd bestanddeel in dit wetsartikel opgenomen ter bescherming van minderjarigen, ook tegen verleidingen die van henzelf kunnen uitgaan.
Een beroep op afwezigheid van alle schuld, dat wil zeggen op het ontbreken van elke strafrechtelijk relevante verwijtbaarheid, zal, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, niet gemakkelijk kunnen worden aanvaard.
De verdachte toonde in zijn advertentie belangstelling voor een 18 tot 30 jarige vrouw en [naam slachtoffer] reageerde daar op. Dat is echter onvoldoende om aan te mogen nemen dat [naam slachtoffer] meerderjarig was. Ook de omstandigheid dat [naam slachtoffer] aan de verdachte een oudere leeftijd heeft opgegeven en de indruk van de verdachte dat zij niet jong over kwam is onvoldoende. Vast staat dat de verdachte zich niet heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over haar leeftijd. Zo heeft hij bijvoorbeeld niet om haar ID gevraagd. Om die reden is geen sprake van afwezigheid van alle schuld en wordt het verweer verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen tegen betaling hebben van seks met een minderjarige. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie en hij heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 mei 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 maart 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
Op basis van de justitiële voorgeschiedenis, het gesprek met de reclassering en de risico inschatting blijken er geen specifieke aandachtspunten op het gebied van zeden.
De enige delictgerelateerde factor was de wens van de verdachte een los (eventueel betaald) contact met een vrouw van in de twintig te kunnen opbouwen, zonder verplichtingen. De reclassering vindt het beschouwend vermogen van de verdachte, waaronder zijn zelf- en delictinzicht en zijn vaardigheden beschermende factoren. Het recidiverisico wordt ingeschat op laag. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Interventies en toezicht zijn volgens de reclassering niet nodig.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De officier van justitie heeft bij het formuleren van de strafeis verwezen naar recente jurisprudentie van verschillende rechtbanken en gerechtshoven. De rechtbank heeft kennis genomen van deze jurisprudentie en stelt vast dat deze uitspraken zijn gedaan in de periode vóór 1 maart 2020. Op 1 maart 2020 heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld ten aanzien van de strafmaat voor ontucht met een minderjarige. Bij de bepaling van de strafmodaliteit en de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op deze oriëntatiepunten, waarin twee categorieën worden onderscheiden. De eerste categorie betreft ontucht met een minderjarige tegen betaling. Als uitgangspunt daarvoor geldt oplegging van een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf voor de duur van 150 uren. De tweede categorie betreft ontucht met een minderjarige tegen betaling waarbij aannemelijk is dat er voor de verdachte aanwijzingen zijn dat sprake is van uitbuiting of minderjarigheid. Als uitgangspunt daarvoor geldt oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Zoals hierboven is overwogen, had de verdachte zich van de daadwerkelijke leeftijd van het slachtoffer moeten vergewissen, bijvoorbeeld door een ID te verlangen. Dat heeft hij nagelaten en daarvoor draagt hij verantwoordelijkheid. Dit betekent echter niet automatisch dat er voor de verdachte aanwijzingen waren van minderjarigheid. Een heel jong uiterlijk of gedrag zou bijvoorbeeld zo’n aanwijzing kunnen vormen. Daarvan is in dit geval niet gebleken. Het gegeven dat [naam slachtoffer] op de seksadvertentie van de verdachte reageerde was naar het oordeel van de rechtbank niet zo’n aanwijzing.
Gelet op het vorenstaande sluit de rechtbank voor wat betreft de strafmodaliteit en -maat aan bij de hiervoor bedoelde eerste categorie van de orientatiepunten van het LOVS. Aan de verdachte zal dan ook een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf voor de duur van 150 uren worden opgelegd. Een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf, zoals door de verdediging verzocht, is niet passend gelet op de ernst van het feit.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 22c, 22d en 248b van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. R. Brand en W.J.M. Diekman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. in 't Veld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2018
tot en met 18 december 2018 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) ontucht heeft gepleegd met [naam slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum slachtoffer] 2001, die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of
meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van
zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt,
welke ontuchtige handeling(en) bestond(en) uit het
(meermalen) brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis en/of tong in de
vagina van die [naam slachtoffer] .