In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, ging het om een geschil tussen Human Concern B.V. en de Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. over de vergoeding van kosten voor de behandeling van twee patiënten in 2011 en 2012. Human Concern vorderde betaling van DSW voor de kosten van gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg (SGGZ) die aan de patiënten waren verleend. De rechtbank had eerder een tussenvonnis gewezen waarin werd vastgesteld dat de behandelingen in Portugal als werkzaam voor anorexia nervosa moesten worden beschouwd en dat DSW in beginsel gehouden was deze kosten te vergoeden.
In het vonnis van 24 juni 2020 werd de vordering van Human Concern voor de behandeling van de eerste patiënt afgewezen, omdat DSW de factuur niet hoefde te vergoeden vanwege een gebrek aan onderbouwing. Voor de tweede patiënt oordeelde de rechtbank echter dat DSW wel degelijk gehouden was de kosten te vergoeden, omdat de factuur voldeed aan de voorwaarden van de polis. De rechtbank oordeelde dat Human Concern recht had op betaling van € 33.233,01, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het moment dat DSW de factuur ontving.
Daarnaast werd DSW veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 1.107,=. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat Human Concern het bedrag direct kon vorderen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.