4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 15 december 2016 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Mathenesserlaan, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl
- hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig is gaan rijden na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn adem 725 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg en
- hij, verdachte, is gaan rijden na het gebruik van een stof, te weten THC, en
- hij, verdachte, verkeerde in een toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle hebben van een door hem bestuurd voertuig en dat gevaar bestond dat hij als bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van hem werden vereist,
met een snelheid
van minimaal72 km/uur, een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 km/uur, heeft gereden en
(mede door die te hoge snelheid) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een bromfietser, doende was de weg over te steken en
zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
in aanrijding is gekomen met die overstekende bromfietser,
waardoor die bromfietser ten val is gekomen, als gevolg waarvan die bromfietser, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel (te weten een breuk van de schedelbasis, breuken in het onderbeen, een enkelbreuk en een sleutelbeenbreuk) werd toegebracht;
2.
hij op 15 december 2016 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten THC, waarvan hij redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
3.
hij op 15 december 2016 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 725 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen
van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.