Op 30 juni 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] onder toezicht is gesteld tot 8 juli 2020 en dat er een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend tot dezelfde datum. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van twaalf maanden, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de betrokkenen telefonisch gehoord, aangezien er vanwege de coronamaatregelen geen fysieke zitting kon plaatsvinden.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] een belast verleden heeft met instabiliteit en onveiligheid, en dat hij momenteel verblijft in een jeugdhulpaanbieder in Harreveld. De ouders van [naam kind] hebben geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de Raad en de GI. De moeder heeft aangegeven dat [naam kind] niet thuis kan opgroeien en dat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van [naam kind] ernstig is en dat zijn verblijf in de jeugdhulp noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding.
De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot 8 april 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens te verlengen tot die datum. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 10 juli 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.