ECLI:NL:RBROT:2020:6183

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
C/10/593140 / JE RK 20-706
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in het kader van jeugdzorg tijdens coronamaatregelen

Op 30 juni 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] onder toezicht is gesteld tot 8 juli 2020 en dat er een machtiging tot uithuisplaatsing is verleend tot dezelfde datum. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van twaalf maanden, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) heeft verzocht om de uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de betrokkenen telefonisch gehoord, aangezien er vanwege de coronamaatregelen geen fysieke zitting kon plaatsvinden.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] een belast verleden heeft met instabiliteit en onveiligheid, en dat hij momenteel verblijft in een jeugdhulpaanbieder in Harreveld. De ouders van [naam kind] hebben geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de Raad en de GI. De moeder heeft aangegeven dat [naam kind] niet thuis kan opgroeien en dat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van [naam kind] ernstig is en dat zijn verblijf in de jeugdhulp noodzakelijk is voor zijn verzorging en opvoeding.

De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot 8 april 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens te verlengen tot die datum. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 10 juli 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/593140 / JE RK 20-706 en C/10/598873 / JE RK 20-1763
datum uitspraak: 30 juni 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2005 te [geboorteplaats kind] (Bulgarije), hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te Bulgarije,

[naam stiefvader] ,

hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats stiefvader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 8 april 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de Raad van 17 juni 2020, ingekomen bij de griffie op 18 juni 2020;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 23 juni 2020, ingekomen bij de griffie op 23 juni 2020.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat sinds 16 maart 2020 op
www.rechtspraak.nlis gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. Gelet hierop heeft de kinderrechter de betrokkenen in de gelegenheid gesteld om telefonisch te worden gehoord.
Op 30 juni 2020 heeft de kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier, [naam kind] afzonderlijk telefonisch gehoord en vervolgens in een groepsgesprek telefonisch gehoord:
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster] ,
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam vertegenwoordiger] .
De stiefvader is in de gelegenheid gesteld om telefonisch te worden gehoord. De moeder heeft echter aangegeven dat hij niet in de gelegenheid is omdat hij aan het werk is.
Aangezien de moeder en de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Bulgaarse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam tolk] , tolk in de Bulgaarse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
De kinderrechter is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om tot een goed oordeel te komen en een beslissing te kunnen nemen, zonder verdere mondelinge behandeling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te weten Harreveld.
Bij beschikking van 8 april 2020 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 8 juli 2020. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
Bij beschikking van 30 april 2020 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend tot 8 juli 2020.

Het aangehouden verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Thans resteert de periode van negen maanden.
De Raad heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] heeft een belast verleden waarin hij veel instabiliteit en onveiligheid heeft gekend. Er is sprake van middelengebruik en hij laat agressief gedrag zien. Hij laat zich zowel positief als negatief beïnvloeden. Bij de moeder en de stiefvader is hij niet langer welkom omdat er te veel is gebeurd in het verleden. Ook in het weekend is er geen bezoekregeling bij de moeder en de stiefvader mogelijk. Op dit moment zit hij op een goede plek in Harreveld. Het is belangrijk dat de hulpverlening in het gedwongen kader wordt voortgezet.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Op 26 april 2020 is [naam kind] uit detentie gekomen en in een jeugdinstelling in Harreveld geplaatst. Een thuisplaatsing is op dit moment te vroeg en het is onduidelijk of dit in de toekomst mogelijk zal zijn. Er wordt gewerkt aan contactherstel tussen [naam kind] en de moeder. Op de zaterdagen vinden er begeleide contactmomenten plaats op een neutrale plek. Dit verloopt echter moeizaam, mede omdat de stiefvader niet bereid is om mee te werken. Ook zijn de ouders niet meer bereid om [naam kind] financieel te ondersteunen. Tot slot moet in de komende periode duidelijk worden welke hulpverlening er voor [naam kind] nodig is.

De standpunten van de belanghebbenden

De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Het gaat niet goed met [naam kind] . Hij accepteert geen hulp en de moeder verwacht dat de situatie binnenkort gaan escaleren. Het is niet mogelijk dat [naam kind] thuis zal opgroeien, ook niet in de toekomst. [naam kind] kent geen grenzen wat zijn vrijheden en rechten betreft en er is te veel gebeurd in het verleden. De moeder en de stiefvader hebben het vertrouwen in [naam kind] verloren, waardoor [naam kind] voorlopig niet meer bij hen welkom is. De moeder is bereid om een keer in de twee weken met [naam kind] af te spreken op een neutraal terrein. De moeder is echter van mening dat [naam kind] het beste kan terugkeren naar zijn vader in Bulgarije.
De vader heeft eveneens geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Hij wil dat [naam kind] na de afloop van de ondertoezichtstelling terug naar huis komt in Bulgarije.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. [naam kind] heeft in zijn leven veel instabiliteit en onveiligheid gekend. Hij vertoont zelfbepalend gedrag en er zijn zorgen over zijn fysieke en sociaal-emotionele veiligheid. [naam kind] laat zich makkelijk beïnvloeden en wil ergens bij horen. Hij voelt zich meermaals afgewezen door zijn ouders. Op dit moment wordt [naam kind] verdacht van een ernstig strafbaar feit. Onder andere onder de voorwaarde dat [naam kind] in een jeugdinstelling zou verblijven, is zijn voorlopige hechtenis geschorst.
Sinds 26 april 2020 verblijft hij op een open groep in Harreveld. Dit lijkt op dit moment een geschikte plek voor [naam kind] . Vanwege de gebeurtenissen uit het verleden is hij niet langer welkom bij de moeder en de stiefvader. De oorzaak van de problemen worden voornamelijk bij [naam kind] neergelegd, waarbij de ouders en de stiefvader geen inzicht tonen in hun eigen aandeel in het gedrag van [naam kind] . De ouders en de stiefvader hebben hierbij onvoldoende oog voor het feit dat [naam kind] nog een kind is dat nog in ontwikkeling is, bijsturing en correctie behoeft, maar ook liefde, ondersteuning en vertrouwen nodig heeft. Wanneer dit ontbreekt, kan [naam kind] alleen maar verder in de knel komen. Ook zijn de ouders niet meer bereid [naam kind] financieel te ondersteunen, terwijl zij daartoe wel verplicht zijn. Gelet op deze problematiek dient het verblijf van [naam kind] in Harreveld te worden voortgezet. Het is van belang dat er hulpverlening voor [naam kind] wordt ingezet. Daarnaast is het belangrijk dat de mogelijkheden voor contactherstel tussen [naam kind] en (in ieder geval) de moeder worden onderzocht. Indien contactherstel niet mogelijk is, moet er gezocht worden naar een onafhankelijke derde met wie [naam kind] een vertrouwensband kan opbouwen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de duur van negen maanden. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals bedoeld in artikel 1:265b, eerste lid, BW.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 8 april 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot uiterlijk 8 april 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2020 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.