In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de besloten vennootschap Vierhout Klimaatbeheersing. De werknemer was in dienst getreden op 15 juli 2019 en had een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar, maar de werkgever stelde dat deze van rechtswege was geëindigd op 14 januari 2020. De werknemer verzocht om vernietiging van het ontslag en om doorbetaling van zijn salaris, omdat hij van mening was dat de arbeidsovereenkomst nog steeds van kracht was. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst in artikel 1.1 een duur van één jaar vermeldt, maar ook een automatische afloop op 14 januari 2020 zonder opzegging. Dit leidde tot een geschil over de uitleg van deze bepaling. De rechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat er sprake was van een kennelijke verschrijving en dat de werknemer redelijkerwijs mocht aannemen dat de arbeidsovereenkomst voor een jaar was aangegaan. De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer tot vernietiging van het ontslag toegewezen, omdat het ontslag in strijd was met de wet.
Daarnaast heeft de rechter geoordeeld dat de werknemer recht had op doorbetaling van zijn salaris vanaf 15 januari 2020 tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst. De wettelijke verhoging werd gematigd tot 10% en de werkgever werd veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening werd afgewezen.