ECLI:NL:RBROT:2020:6314

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
C/10/597522 / JE RK 20-1520
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, geboren in 2005, 2007 en 2010. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 28 mei 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De kinderen verblijven momenteel bij hun grootmoeder, omdat de moeder op Curaçao woont en daar geen stabiele situatie kan bieden.

Tijdens de zitting zijn de minderjarigen apart gehoord, evenals de grootmoeder, die bijgestaan werd door haar advocaat. De moeder was niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen een positieve ontwikkeling doormaken bij de grootmoeder, maar dat de moeder momenteel niet in staat is om voor hen te zorgen. De kinderrechter heeft de wettelijke criteria uit het Burgerlijk Wetboek toegepast en geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft de beschikking mondeling gegeven en uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De beschikking is vastgesteld op 16 juli 2020 en hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 30 juli 2021, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in de pleegzorgvoorziening bij de grootmoeder.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/597522 / JE RK 20-1520
datum uitspraak: 9 juli 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2005 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2007 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] ,

[naam minderjarige 3] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 3] 2010 te [geboorteplaats minderjarige 3] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ( [land moeder] ),

[naam grootmoeder (mz)] ,

hierna te noemen de grootmoeder moederszijde (mz), wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 28 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 2 juni 2020.
Op 9 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , die voorafgaand aan de zitting apart zijn gehoord,
- de grootmoeder mz, bijgestaan door haar advocaat mr. B.C. Pfeifle,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] verblijven bij de grootmoeder mz.
Bij beschikking van 30 juli 2019 zijn [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] onder toezicht gesteld tot
30 juli 2020. De kinderrechter heeft bij beschikking van 17 april 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 30 juli 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder woont al geruime tijd op Curaçao. De moeder heeft daar geen eigen woning en werk, waardoor zij de zorg voor de kinderen niet kan dragen. De kinderen verblijven daarom bij de grootmoeder, waar het goed met hen gaat. De grootmoeder heeft een urgentie aangevraagd, omdat de huidige woning te klein is. Ook krijgt [voornaam minderjarige 1] hulp voor haar persoonlijke problematiek. De GI is van mening dat het in het belang van de kinderen is om bij de grootmoeder in Nederland te blijven wonen. Indien de moeder terugkomt naar Nederland, zal opnieuw gekeken worden welke mogelijkheden er zijn voor een terugplaatsing.

Het standpunt van de grootmoeder mz

De grootmoeder is het eens met het verzoek. Het gaat goed met de kinderen. De grootmoeder wil de kinderen blijven opvangen. De kinderen hebben veel contact met de moeder via Skype, maar zij missen haar wel. De grootmoeder maakt zich zorgen over de huisvesting.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] al geruime tijd bij de grootmoeder verblijven, omdat de moeder is vertrokken naar Curaçao. De kinderen maken een positieve ontwikkeling door bij de grootmoeder. De GI heeft bodemeisen gesteld aan de moeder om zelf de opvoeding en verzorging van de kinderen op zich te nemen zowel op Curaçao als in Nederland. Tot op heden is het de moeder niet gelukt om hieraan te voldoen. Zij heeft geen eigen woning en werk op Curaçao. Ook is het onduidelijk of de moeder terugkomt naar Nederland. De moeder is momenteel niet in staat om de kinderen een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. De kinderrechter is daarom van oordeel dat het verblijf van de kinderen bij de grootmoeder gecontinueerd dient te worden. Daarnaast is het van belang dat de jeugdbeschermer nog langer betrokken blijft om de grootmoeder te ondersteunen en aanvullende hulpverlening voor [voornaam minderjarige 1] in te zetten.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] daarom verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] tot 30 juli 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 3] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootmoeder mz, tot 30 juli 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2020 door mr. F. Aukema-Hartog, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 juli 2020.
De griffier is buiten staat
deze beschikking mede
te ondertekenen.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.