In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2020 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 25 juni 2019 en liep tot 25 juni 2020. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 28 april 2020 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen. Dit verzoek werd gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor er geen fysieke zitting kon plaatsvinden. De kinderrechter heeft de betrokkenen telefonisch gehoord op 15 juni 2020, waarbij een vertegenwoordigster van de GI aanwezig was, maar de ouders niet bereikbaar waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders en [naam kind] sinds 27 februari 2020 zijn uitgeschreven uit Nederland en naar België zijn verhuisd zonder de GI hierover te informeren. Dit heeft geleid tot zorgen over de ontwikkeling van [naam kind], die niet ingeschreven staat bij een school in België. De kinderrechter heeft geoordeeld dat, ondanks het feit dat [naam kind] niet langer haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, zij bevoegd is om te beslissen over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van drie maanden, tot 25 september 2020, om een goede informatie-uitwisseling tussen de instanties in Nederland en België te waarborgen.
De beschikking is mondeling gegeven door mr. S.C.C. Hes-Bakkeren en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.