ECLI:NL:RBROT:2020:6364

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
C/10/593035 / JE RK 20-685
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over twee minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2020 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, waarbij de vader met het eenhoofdig gezag belast zou blijven. De kinderen, die sinds 21 februari 2016 onder toezicht staan en sinds 19 augustus 2019 uithuisgeplaatst zijn, verblijven bij de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onbetrouwbaar is en zich moeilijk laat aansturen, wat een negatieve invloed heeft op de ontwikkeling van de kinderen. De moeder heeft in het verleden hulpverlening gefrustreerd en is niet in staat gebleken om in het belang van de kinderen te handelen. De rechtbank oordeelt dat de situatie van de kinderen ernstig bedreigd wordt door het gedrag van de moeder en dat er geen verbetering te verwachten is. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de Raad toegewezen en het gezag van de moeder beëindigd, zodat de kinderen de stabiliteit en duidelijkheid krijgen die zij nodig hebben. De moeder is veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de vader over het gevoerde bewind over het vermogen van de kinderen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/593035 / JE RK 20-685
datum uitspraak: 20 juli 2020

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2008 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,

[naam kind 2] ,

geboren op [geboortedatum kind 2] 2010 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

[naam stiefmoeder] ,

hierna te noemen de stiefmoeder, wonende te [woonplaats stiefmoeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 10 maart 2020, ingekomen bij de griffie op 12 maart 2020.
Op 23 juni 2020 heeft de rechtbank de zaak gelijktijdig met het verzoek van de GI, ten aanzien van het vervangen van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft (C/10/593429 / JE RK 20-751), en het verzoek van de moeder, ten aanzien van het vaststellen van een informatieregeling (C/10/589076 FA RK 19-11484), ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.W. de Gruijl,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. D.C.A. van Wessel,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam vertegenwoordigster 1] ,
- een tweetal vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster 2] en [naam vertegenwoordigster 3] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West, [naam vertegenwoordigster 4] , als informant.
Opgeroepen en niet verschenen is de stiefmoeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de vader.
[naam kind 1] en [naam kind 2] staan sinds 21 februari 2016 onder toezicht en zijn sinds 19 augustus 2019 uithuisgeplaatst. Sindsdien verblijven [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de met gezag belaste vader en zijn gezin.
Bij beschikking van 20 juli 2020 heeft de kinderrechter de GI vervangen en Jeugdbescherming West te Dordrecht belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.

Het verzoek

De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder over [naam kind 1] en [naam kind 2] te beëindigen, waarbij de vader met het eenhoofdig gezag belast blijft.
De Raad heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind 1] en [naam kind 2] hebben een belast verleden en hebben verschillende verblijfplaatsen gekend. De kinderen verblijven nu bijna een jaar bij de vader en zijn gezin. De thuissituatie van de kinderen bij de vader is goed te noemen en de kinderen ontwikkelen zich naar behoren. De samenwerking met de moeder is de afgelopen jaren ingewikkeld geweest, zowel voor de vader als voor de GI. De moeder is voor de kinderen onvoorspelbaar, onbetrouwbaar en laat zich moeilijk aansturen. De kinderen hebben hier last van. In het afgelopen jaar is het voorgekomen dat de moeder geen toestemming wilde geven voor hulpverlening voor de kinderen. De moeder frustreert daarmee het hulpverleningstraject voor [naam kind 1] en [naam kind 2] . De kinderen groeien momenteel op bij de vader. Het perspectief van [naam kind 1] en [naam kind 2] ligt bij de vader.

De standpunten

De GI heeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De moeder maakt structureel misbruik van haar gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] . De moeder frustreert verschillende trajecten. De moeder gaat voortdurend de strijd aan en kan moeilijk accepteren dat het perspectief van de kinderen bij de vader ligt. Deze situatie zal blijven voortduren als de moeder met het gezag belast blijft. De behandeling van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij Yulius heeft met vervangende toestemming uiteindelijk kunnen starten. Het is belangrijk dat [naam kind 1] en [naam kind 2] ook in de thuissituatie aan hun behandeldoelen kunnen werken. Hierin spelen de vader en de stiefmoeder een belangrijke rol. De vader was in het begin terughoudend. Hij heeft veel meegemaakt en heeft ambulante spoedhulp ontvangen. De vader heeft een positieve omslag laten zien en staat achter zijn behandeling. De vader stelt zich leerbaar op. Het opstarten van de omgang staat verder los van het feit of de moeder wel of geen gezag heeft. Het is belangrijker dat de moeder geen trajecten meer kan frustreren. Dat heeft namelijk een negatief effect op de kinderen. Het is van belang dat de moeder een andere houding aanneemt, waardoor zij meer zal bereiken. Het is niet de bedoeling van de GI om de moeder tegen te werken, maar haar houding stagneert veel. Het is belangrijk dat de ouders en kinderen rust en stabiliteit krijgen. De GI hoopt dat de strijd tussen de ouders met een gezagsbeëindiging minder wordt.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Volgens de moeder is het perspectief van [naam kind 1] en [naam kind 2] nog niet bepaald. De Raad stelt dat de aanvaardbare termijn voor de kinderen verstreken is. De moeder heeft echter een procedure bij het Gerechtshof lopen waarin zij het KSCD-onderzoek, waar het raadsrapport op geënt is, in twijfel trekt. Door en namens de moeder is aangevoerd dat de aanvaardbare termijn nog niet verstreken is indien het hoger beroep slaagt. Het voelt voor de moeder alsof zij zich constant vanuit een achterstandspositie moet verdedigen. Het advies van de Raad is dat er gewerkt moet worden aan een omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen. De vraag is echter hoe de GI dit vorm wil geven zodra de moeder geen gezag meer heeft. De moeder merkt op dat het KSCD-rapport geconcludeerd heeft dat de thuissituatie bij de vader ook niet optimaal is en dat er bij de vader sprake is van een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur. De moeder houdt enorm veel van de kinderen en heeft ze al een lange tijd niet gezien. De moeder zou het heel erg voor de kinderen vinden als haar gezag beëindigd wordt. De moeder voelt zich onmachtig en onheus bejegend door de betrokken instanties. Er wordt niet gereageerd op de moeder en de GI is vaak niet aanwezig.
De vader is het eens met het verzoek van de Raad. [naam kind 1] en [naam kind 2] worden voortdurend blootgesteld aan de bedreigingen van de moeder. Er kon geen hulpverlening aan de kinderen geboden worden omdat de moeder haar toestemming niet wilde geven. Ook frustreerde de moeder de schoolkeuzes van de kinderen. De ouders kunnen samen geen beslissingen nemen en dit lijkt in de toekomst niet te gaan verbeteren. De communicatie tussen de ouders is ernstig verstoord. Het is in het belang van de kinderen dat de vader met het eenhoofdig gezag belast wordt, waarbij de vader ondersteuning en begeleiding blijft krijgen.

De beoordeling

De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind 1] en [naam kind 2] een belast verleden hebben en zich in een loyaliteitsconflict bevinden. Tussen de ouders is sprake van forse echtscheidingsproblematiek en wederzijds wantrouwen waar [naam kind 1] en [naam kind 2] last van hebben. Het lukt de ouders niet om op constructieve wijze in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] te communiceren. [naam kind 1] en [naam kind 2] verblijven sinds 19 augustus 2019 bij de vader, waar zij zich goed ontwikkelen en het naar hun zin hebben. Het perspectief van [naam kind 1] en [naam kind 2] ligt bij de vader. De moeder kan dit perspectiefbesluit niet accepteren en kan zich niet over haar verdriet en boosheid heen zetten. Door deze emoties is de moeder niet in staat om in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] te denken en in hun belang beslissingen te nemen. Zij weigert aan hulpverlening mee te werken, blokkeert het maken van afspraken en werkt contact met de GI tegen. De afwijzende houding van de moeder zorgt ervoor dat beslissingen voor [naam kind 1] en [naam kind 2] niet genomen konden worden zonder tussenkomst van de rechter. Dit levert bij [naam kind 1] en [naam kind 2] stress op. [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn gebaat bij duidelijkheid en stabiliteit. Ondanks vele pogingen daartoe vanuit hulpverlening heeft de moeder geen verbetering laten zien en is haar houding onveranderd gebleven. Hoewel er momenteel geen omgang tussen de moeder en [naam kind 1] en [naam kind 2] is, betekent een gezagsbeëindiging van de moeder niet dat een omgang niet alsnog door de GI op een passende manier kan worden vormgegeven.
Uit het voorgaande volgt dat het gezamenlijk gezag, dan wel de uitvoering daarvan, belastende conflicten en problemen voor [naam kind 1] en [naam kind 2] opleveren. Deze conflicten en problemen zijn zodanig dat zij een ernstige bedreiging opleveren voor de ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2] . De handelwijze van de moeder is bovendien in strijd met het hetgeen van een verantwoord opvoeder mag worden verwacht. Hierdoor ontstaat voor [naam kind 1] en [naam kind 2] een onveilige of beschadigende opvoedingssituatie(s) en hierin valt geen althans onvoldoende verbetering te verwachten binnen een voor [naam kind 1] en [naam kind 2] en hun ontwikkeling aanvaardbaar te achten termijn .
De rechtbank is in het licht van al het voorgaande van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen, waardoor de vader met het eenhoofdig gezag belast blijft. De gezagsbeëindiging van de moeder zal [naam kind 1] en [naam kind 2] de duidelijkheid bieden die zij nodig hebben om aan hun ontwikkelingstaken toe te komen. Een gezagsbeëindigende maatregel doet recht aan de huidige situatie.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, van het BW wordt de ouder van wie het gezag is beëindigd veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat hij het bewind voerde over het vermogen van de minderjarige.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam moeder] , geboren op [geboortedatum moeder] te [geboorteplaats moeder] , over [naam kind 1] en [naam kind 2] ;
veroordeelt de moeder aan de vader rekening en verantwoording van het gevoerde bewind over het vermogen van [naam kind 1] en [naam kind 2] te doen;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.