ECLI:NL:RBROT:2020:6367

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
C/10/596534 / JE RK 20-1346
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De vader van [naam kind] heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er geen uitzicht was op omgang met [naam kind]. De moeder heeft het contact tussen de vader en [naam kind] ontzegd, wat zorgwekkend is voor de ontwikkeling van het kind. De ouders zijn sinds 2013 uit elkaar en de vader heeft aangegeven dat er geen fysiek contact heeft plaatsgevonden tussen hem en [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader en de moeder bijgestaan werden door hun advocaten, mr. M.M.J. Bos en mr. M.G. Hoogerwerf respectievelijk. De Raad voor de Kinderbescherming was ook aanwezig als informant.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders inmiddels stappen hebben gezet om de omgang te herstellen, waaronder deelname aan het project 'Kinderen uit de Knel' en mediation. De kinderrechter oordeelt dat de vader onvoldoende heeft onderbouwd dat de moeder geen medewerking zal verlenen aan de hulpverlening. Daarom is het primaire verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen. Ook de subsidiaire verzoeken van de vader om een beschermingsonderzoek en onderzoek in het kader van gezag en omgang zijn afgewezen, omdat er geen verzoek in dat kader voorligt.

De beslissing van de kinderrechter is dat de verzoeken van de vader worden afgewezen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/596534 / JE RK 20-1346
datum uitspraak: 23 juni 2020

beschikking

in de zaak van

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2010 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van mr. M.M.J. Bos namens de vader van 13 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 14 mei 2020,
- de e-mail met bijlagen van mr. M.M.J. Bos namens de vader van 16 juni 2020.
Op 23 juni 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.M.J. Bos,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.G. Hoogerwerf,
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, hierna de Raad, [naam vertegenwoordigster] , als informant.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de moeder.

Het verzoek

De vader heeft verzocht:
primair
een ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden, althans voor een periode door de kinderrechter in goede justitie te bepalen;
subsidiair
de Raad te gelasten een beschermingsonderzoek te verrichten, teneinde de kinderrechter te adviseren omtrent een kinderbeschermingsmaatregel ten behoeve van [naam kind] ;
meer subsidiair
de Raad te gelasten onderzoek te doen in het kader van gezag en omgang, teneinde de kinderrechter te adviseren omtrent een passende zorgregeling ten behoeve van [naam kind] ;
Door en namens de vader wordt het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De vader heeft een ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht omdat er geen uitzicht was op omgang met [naam kind] . De moeder heeft al voor langere tijd het contact tussen de vader en [naam kind] ontzegd. Veilig Thuis en het wijkteam hebben aangegeven de vader niet verder te kunnen helpen. Ook wordt de zaak niet bij de Beschermingstafel neergelegd. De vader heeft bij kort geding van 28 mei 2020 nakoming van de afgesproken zorgregeling gevorderd. Op dat moment vond er geen enkel contact plaats tussen de vader en [naam kind] , wat zorgelijk is voor de ontwikkeling van [naam kind] . De ouders zijn bij de behandeling van het kort geding van 28 mei 2020 overeengekomen om deel te gaan nemen aan het project Kinderen uit de Knel. De ouders zijn daarvoor aangemeld en verwacht wordt dat het traject in september 2020 zal gaan starten. Daarnaast zijn de ouders in mediation met elkaar. Het eerste mediationgesprek heeft reeds plaatsgevonden. Naast de omgangsproblematiek duiden er echter ook andere omstandigheden op verstoting van de vader. Tot op heden heeft er nog geen fysiek contact plaatsgevonden tussen de vader en [naam kind] . Het contact dat de vader met [naam kind] heeft verloopt via Skype en is kortdurend. Daarnaast wordt er door de moeder gebruik gemaakt van haar eigen achternaam voor [naam kind] in plaats van de achternaam van de vader. Ook heeft de vader moeite met het feit dat de partner van de moeder aangesproken wordt als ‘papa’ door [naam kind] . De vader heeft het gevoel dat er steeds verdere verwijdering van hem plaatsvindt. De moeder werkt alleen onder druk mee. Een ondertoezichtstelling zal een kader bieden zodat de moeder zich niet terug kan trekken van hulpverleningstrajecten.

De standpunten

De moeder verzet zich, deels bij monde van haar advocaat, tegen het verzoek van de vader. Er zijn in het kort geding van 28 mei 2020 afspraken gemaakt. De ouders zouden in mediation gaan. Vanuit die mediation is afgesproken dat een kindercoach met [naam kind] gaat praten. Ook zijn de ouders aangemeld voor het project Kinderen uit de Knel, dat binnenkort zal gaan starten. De ouders hebben op vrijwillige basis al verschillende stappen gezet om de omgang op gang te zetten. Het uitgangspunt is dat de omgangsregeling weer hervat wordt.
Namens de Raad wordt naar voren gebracht dat de zorgen over [naam kind] , zoals namens de vader uiteen gezet, onderkend worden. De ouders zijn sinds 2013 uit elkaar en sindsdien maakt [naam kind] spanningen mee. [naam kind] wordt belast met de strijd die de ouders met elkaar hebben en lijkt te gaan kiezen voor de moeder. Het is voor [naam kind] belangrijk om onbelast contact met beide ouders te kunnen hebben. Het lijkt nu of de moeder de vader uit het leven van [naam kind] wil halen, wat schadelijk is voor de identiteitsontwikkeling van [naam kind] . De moeder stimuleert [naam kind] onvoldoende om het contact met de vader aan te gaan en sluit daardoor onvoldoende aan bij de ontwikkelingsbehoeften van [naam kind] . De Raad zal het verzoek van de vader om [naam kind] onder toezicht te stellen niet overnemen, maar ziet wel de noodzaak om een beschermingsonderzoek of een onderzoek in het kader van gezag en omgang te doen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] en haar vader inmiddels geruime tijd geen contact hebben met elkaar. [naam kind] lijkt veel last te hebben van de (jarenlange) strijd tussen de ouders. Met de Raad acht de kinderrechter dit zeer zorgelijk. Gebleken is dat ouders gaan starten met het project Kinderen uit de Knel, dat zij in mediation zijn met elkaar en dat [naam kind] gesprekken zal gaan voeren met een kindercoach. Naar het oordeel van de kinderrechter is door de vader onvoldoende onderbouwd dat de moeder –uiteindelijk- geen medewerking zal verlenen aan deze hulpverlening, Zodoende is niet komen vast te staan dat de moeder de benodigde zorg zal weigeren, en gaat de kinderrechter er op dit moment vanuit dat de ontwikkelingsbedreiging in het vrijwillig kader kan worden weg genomen. Het primaire verzoek van de vader zal worden afgewezen. Het verloop van voormelde hulpverlening zal grotendeels bepalend zijn voor het antwoord op de vraag of aanleiding bestaat een beschermingsonderzoek te doen. Vooralsnog ziet de kinderrechter dan ook geen aanleiding een dergelijk onderzoek te gelasten. Ook het subsidiaire verzoek van de vader zal worden afgewezen. Aan het door de vader (meer subsidiair) verzochte onderzoek in het kader van gezag en omgang kan in de onderhavige procedure niet worden toegekomen, aangezien er geen verzoek in dat kader voorligt. Dit (meer subsidiaire) verzoek van de vader wordt eveneens afgewezen.

De beslissingDe kinderrechter:

wijst af de verzoeken van de vader.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.