Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking
[naam vader] ,
[naam kind] ,
[naam moeder] ,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek
De standpunten
De beoordeling
De beslissingDe kinderrechter:
Den Haag.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De vader van [naam kind] heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er geen uitzicht was op omgang met [naam kind]. De moeder heeft het contact tussen de vader en [naam kind] ontzegd, wat zorgwekkend is voor de ontwikkeling van het kind. De ouders zijn sinds 2013 uit elkaar en de vader heeft aangegeven dat er geen fysiek contact heeft plaatsgevonden tussen hem en [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader en de moeder bijgestaan werden door hun advocaten, mr. M.M.J. Bos en mr. M.G. Hoogerwerf respectievelijk. De Raad voor de Kinderbescherming was ook aanwezig als informant.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders inmiddels stappen hebben gezet om de omgang te herstellen, waaronder deelname aan het project 'Kinderen uit de Knel' en mediation. De kinderrechter oordeelt dat de vader onvoldoende heeft onderbouwd dat de moeder geen medewerking zal verlenen aan de hulpverlening. Daarom is het primaire verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen. Ook de subsidiaire verzoeken van de vader om een beschermingsonderzoek en onderzoek in het kader van gezag en omgang zijn afgewezen, omdat er geen verzoek in dat kader voorligt.
De beslissing van de kinderrechter is dat de verzoeken van de vader worden afgewezen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.