ECLI:NL:RBROT:2020:6473

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
C/10/599279 / JE RK 20-1827
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van ouderschapsconflict

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 juli 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de ouders in een voortdurende strijd verwikkeld zijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarigen ernstig wordt bedreigd door de conflicten tussen de ouders, die sinds hun uiteengaan in 2019 meerdere procedures hebben gevoerd. De minderjarigen vertonen zorgelijke signalen en zijn betrokken bij de strijd tussen hun ouders, wat hun sociaal-emotionele ontwikkeling in gevaar brengt.

De kinderrechter heeft overwogen dat de ouders niet in staat zijn om de benodigde hulpverlening te accepteren en te benutten, en dat er een onafhankelijke derde nodig is om de opvoedsituaties te onderzoeken. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de minderjarigen te beschermen en hen de benodigde ondersteuning te bieden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling is ingegaan op 9 juli 2020, met een looptijd tot 9 juli 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ROTTERDAM
Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/599279 / JE RK 20-1827
datum uitspraak: 7 juli 2020
beschikking ondertoezichtstelling
in de zaak van
de raad voor de Kinderbescherming Rotterdam, hierna: de raad,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2008 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna: [voornaam minderjarige 1] ;
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2010 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna: [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw] ,
advocaat mr. M.C. Reichmann te Amsterdam,
en
[naam man], de man,
wonende te [woonplaats man] ,
advocaat mr. F. Oirbans te Rotterdam.

1..Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het mondelinge verzoek van de raad van 25 juni 2020, gevolgd door het schriftelijke verzoek met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 29 juni 2020.
1.2.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 25 juni 2020, waar de verzoeken van de man en de vrouw met zaak-/rekestnummer C/10/596560/ FA RK 20-3428 werden behandeld, in welke zaak een afzonderlijke beschikking zal worden gegeven.
Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .

2. De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij de onder 1.2 genoemde beschikking zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] aan de moeder toevertrouwd. Er is ook een voorlopige zorgregeling met de vader bepaald.

3..Het verzoek

3.1.
De raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verzocht voor de duur van twaalf maanden.

4..Het standpunt van belanghebbenden

4.1.
De ouders stemmen in met het verzoek van de raad.

5..De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:255 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 BW en overweegt daartoe het volgende.
5.3.
De ouders zijn sinds hun uiteengaan in 2019 in een voortdurende strijd verwikkeld. Er zijn in korte tijd drie procedures bij de rechtbank gevoerd. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] raken steeds meer betrokken in de strijd tussen de ouders en laten zorgelijke signalen zien. Voor beiden is inmiddels hulpverlening ingeschakeld. [voornaam minderjarige 2] lijkt in een loyaliteitsconflict te zitten. Zij is op de hoogte van zaken die niet passend zijn bij haar leeftijd en positie als kind. Of er sprake is van afwijzing van de vader of zelfs ouderverstoting is onduidelijk. Het gedrag van [voornaam minderjarige 2] is in ieder geval zeer zorgelijk. De strijd tussen de ouders kan op termijn zeer schadelijk zijn voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De kinderrechter is van oordeel dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in hun huidige opvoedomgeving worden bedreigd in hun ontwikkeling.
5.4.
De verwachting is verder dat de ouders gezien de ernstige onderlinge (communicatie)problemen, wel voldoende bereid, maar niet of onvoldoende in staat zijn om de benodigde ingezette hulpverlening te accepteren en te benutten. Ouders zitten vast in hun onderlinge strijd. Het lukt ouders niet om de spanningen die voortkomen uit hun communicatie, en die op ouderniveau spelen, weg te houden bij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Ouders leggen allebei de oorzaak van de problemen volledig bij de ander. Zij maken elkaar hele ernstige verwijten, ook als het gaat om hun ouderschap. Er is nu hulpverlening in het vrijwillige kader ingezet, maar daardoor worden de minderjarigen onvoldoende beschermd. Er is een onafhankelijke derde nodig die zicht moet krijgen op beide opvoedsituaties, en de nodige onderzoeken en hulpverlening op moet starten, zodat de ouders gaan leren om te handelen in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De problemen tussen de ouders zijn dusdanig ernstig dat niet verwacht wordt dat ouders met elkaar en in samenwerking met vrijwillige hulpverlening hun problemen kunnen oplossen.
5.5.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de kinderrechter een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden noodzakelijk. De kinderrechter zal [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dan ook onder toezicht stellen.

6..De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 9 juli 2020 tot 9 juli 2021;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Lablans, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.A.C. van Dijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.