ECLI:NL:RBROT:2020:6559

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
C/10/597936 / JE RK 20-1604
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 22 juli 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West had op 9 juni 2020 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De moeder was niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders en dat [voornaam minderjarige] momenteel in een gezinshuis verblijft. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 26 augustus 2020 en de machtiging tot uithuisplaatsing was verleend tot 31 juli 2020. De GI heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing gehandhaafd, waarbij werd benadrukt dat [voornaam minderjarige] in het gezinshuis de benodigde structuur en begeleiding ontvangt.

De vader steunt de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat hij en zijn partner bereid zijn [voornaam minderjarige] bij hen te laten wonen. De kinderrechter heeft de argumenten van de vader overwogen, maar heeft uiteindelijk besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 26 augustus 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing in het gezinshuis tot 1 december 2020. Tevens is bepaald dat de behandeling van de zaak voor het overige verzochte wordt aangehouden tot 1 november 2020, waarbij de GI uiterlijk twee weken voor deze datum moet rapporteren over de voortgang.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/597936 / JE RK 20-1604
datum uitspraak: 22 juli 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2006 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 9 juni 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 17 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is de moeder niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 31 juli 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot
26 augustus 2020. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een gezinshuis van Philadelphia verleend tot 31 juli 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] verblijft bijna een jaar in het gezinshuis van Philadelphia. Zij krijgt daar de begeleiding, structuur en voorspelbaarheid die zij nodig heeft. Een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader en stiefmoeder is niet haalbaar. [voornaam minderjarige] vraagt veel aandacht en nabijheid en er is geen stabiliteit in de thuissituatie.

Het standpunt van de vader

De vader is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. [voornaam minderjarige] wil het liefst bij de vader en stiefmoeder komen wonen. De vader en de stiefmoeder willen dit ook. De vader gaat binnenkort met de stiefmoeder en hun kindje samenwonen. De thuissituatie is stabiel. De komende periode moet toegewerkt worden naar een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] .

De beoordeling

Gelet op het feit dat er ter zitting geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling, zoals gesteld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek aanwezig zijn, zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] als onweersproken worden verlengd voor de duur van twaalf maanden.
Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). [voornaam minderjarige] verblijft sinds augustus 2019 in een gezinshuis van Philadelphia. [voornaam minderjarige] krijgt daar de structuur en voorspelbaarheid die zij nodig heeft, waardoor haar gedragsproblemen zijn gestabiliseerd. [voornaam minderjarige] heeft te kennen gegeven dat zij graag bij de vader en zijn partner wil wonen. De vader heeft ter terechtzitting aangegeven dat [voornaam minderjarige] thuis welkom is. Ook heeft de vader aangegeven dat hij binnen afzienbare termijn gaat samenwonen in de woning van de partner.
Van de zijde van de GI is gesteld dat een verblijf van [voornaam minderjarige] bij de vader en zijn partner niet in het belang van [voornaam minderjarige] is, omdat zij in het gezinshuis de benodigde structuur en voorspelbaarheid krijgt.
De kinderrechter vermag niet in te zien waarom die structuur en voorspelbaarheid niet kan worden geboden in de gezinssituatie bij de vader en zijn partner. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing daarom verlenen voor de periode van vier maanden, teneinde de GI in de gelegenheid te stellen onderzoek te doen naar de vraag of een verblijf van [voornaam minderjarige] bij de vader en diens partner niet kan worden aangemerkt als voorliggende voorziening voor het verblijf van [voornaam minderjarige] in het gezinshuis.
De kinderrechter verzoekt de GI uiterlijk twee weken voorafgaand aan de hierna te noemen zittingsdatum de resultaten van het onderzoek te doen toekomen en daarbij aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 26 augustus 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een gezinshuis tot
1 december 2020;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat de behandeling van de zaak voor het overig verzochte wordt aangehouden tot
1 november 2020 pro forma;
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
verzoekt de GI
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde datum aan de kinderrechter te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek al dan niet gehandhaafd wordt.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2020 door mr. C.N. Melkert, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.