Op 22 juli 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West had op 9 juni 2020 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De moeder was niet verschenen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders en dat [voornaam minderjarige] momenteel in een gezinshuis verblijft. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 26 augustus 2020 en de machtiging tot uithuisplaatsing was verleend tot 31 juli 2020. De GI heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing gehandhaafd, waarbij werd benadrukt dat [voornaam minderjarige] in het gezinshuis de benodigde structuur en begeleiding ontvangt.
De vader steunt de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de machtiging tot uithuisplaatsing, omdat hij en zijn partner bereid zijn [voornaam minderjarige] bij hen te laten wonen. De kinderrechter heeft de argumenten van de vader overwogen, maar heeft uiteindelijk besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 26 augustus 2021 en de machtiging tot uithuisplaatsing in het gezinshuis tot 1 december 2020. Tevens is bepaald dat de behandeling van de zaak voor het overige verzochte wordt aangehouden tot 1 november 2020, waarbij de GI uiterlijk twee weken voor deze datum moet rapporteren over de voortgang.