Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. W.W.H. de With, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van negen maanden, die was opgelopen tot een bedrag van € 7.875,-. De huurder, die in persoon procedeerde, had de huurverplichtingen niet nagekomen en had geen betalingen verricht ondanks toezeggingen. De kantonrechter oordeelde dat de hoogte van de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde, ook al woonden er minderjarige kinderen bij de huurder. De vordering tot ontbinding en ontruiming werd toegewezen, maar de verzoeken om zelf de ontruiming uit te voeren met hulp van politie en justitie werden afgewezen. De kantonrechter wees de huurder ook in de proceskosten.