ECLI:NL:RBROT:2020:6577

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
10/661121-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van en medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en geweldshandelingen; veroordeling voor diefstal bankpas en poging tot diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van en medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving en geweldshandelingen, alsook van diefstal van een bankpas en poging tot diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de eerste twee tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat zij opzettelijk behulpzaam was bij de strafbare feiten van anderen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist dat er een strafbaar feit zou plaatsvinden toen zij de aangever naar de woning bracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen actieve rol had gespeeld in de geweldshandelingen en dat haar handeling van het aangeven van tie-wraps niet als medeplegen kon worden gekwalificeerd.

Wat betreft de diefstal van de bankpas, oordeelde de rechtbank dat de verdachte deze pas had meegenomen met het oogmerk om erover te beschikken, wat leidde tot een veroordeling voor diefstal. De rechtbank stelde vast dat de verdachte samen met een medeverdachte de bankpas had gestolen, en dat de poging tot diefstal niet was voltooid omdat er geen geld op de rekening stond. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 90 dagen op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen causaal verband was tussen de gevorderde schade en de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/661121-17
Datum uitspraak: 22 juli 2020
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. P.C. Tuinenburg, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Blanken heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en de onder 3 ten laste gelegde geweldscomponent;
  • bewezenverklaring van het (overige) onder 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Feit 1 en 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2. De rechtbank licht dat als volgt nader toe.
4.1.1.
Medeplegen
Vaststaat dat de aangever op 27 april 2017 op forse wijze is mishandeld en van zijn vrijheid is beroofd door de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . Daarbij is hij met tie-wraps vastgebonden. Dit gebeurde in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam. De aangever was hier naartoe gekomen op uitnodiging van de verdachte en de verdachte heeft aangever ook binnengelaten. De aangever is de ex-vriend van de verdachte, [naam medeverdachte 1] was haar toenmalige vriend. De woning waar het om gaat, is een woning waar [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] met een verbouwing bezig waren.
Niet bewezen kan worden dat de verdachte, toen zij de aangever vroeg om naar de woning te komen en hem daar binnenliet, wist dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] aangever zouden mishandelen of van zijn vrijheid zouden beroven. De aangever vermoedt dit, maar bewijs hiervoor ontbreekt. De verdachte en [naam medeverdachte 1] zeggen dat de bedoeling van het bezoek van de aangever was om een bestaand conflict uit te praten. Verder komen de verklaringen van [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en de verdachte erop neer dat de aangever, toen hij [naam medeverdachte 1] zag, hem heeft aangevallen, dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] zich hebben verweerd en dat zij daarin te ver zijn gegaan. Dat de aangever zonder aanleiding is aangevallen, blijkt alleen uit zijn eigen verklaring. Objectief bewijs wie de aanvaller en wie de aangevallene is, ontbreekt. Daarom gaat de rechtbank in het voordeel van de verdachte uit van haar lezing. Het staat dus niet vast dat het om een geplande actie ging, laat staan dat de verdachte dat wist of zelfs maar moest vermoeden.
De rechtbank stelt verder vast dat de verdachte geen geweldshandelingen heeft verricht, ook niet in de lezing van de aangever. De enige actieve handeling die de verdachte mogelijk heeft verricht, is het aangeven van de tie-wraps aan [naam medeverdachte 2] . [naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat [naam medeverdachte 1] en hij moeite hadden om de aangever onder controle te houden en dat hij daarom de verdachte had gevraagd om tie-wraps uit zijn gereedschapskist te pakken. De verdachte is echter nimmer geconfronteerd geweest met deze verklaring van [naam medeverdachte 2] en de aangever heeft hierover niet in die zin verklaard.
Voor een veroordeling voor het
medeplegenvan feit 1 (poging moord / doodslag / mishandeling) en feit 2 (vrijheidsberoving) is vereist dat de verdachte een feitelijke of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht aan die feiten heeft geleverd. Uit het voorgaande volgt dat dit niet bewezen kan worden. Het op verzoek aangeven van tie-wraps, als dat heeft plaatsgevonden, is een typische medeplichtigheidshandeling en geen medeplegen. Er volgt dus een vrijspraak voor het medeplegen van deze feiten.
4.1.2.
Medeplichtigheid
Over de tenlastegelegde
medeplichtigheidmerkt de rechtbank het volgende op. Medeplichtigheid is het opzettelijk behulpzaam zijn bij een strafbaar feit van een ander. De tenlastelegging verwijt de verdachte dat zij [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] heeft geholpen bij de feiten 1 en 2 door (kort gezegd) de aangever te bewegen naar de woning te komen. De verdachte heeft dit inderdaad gedaan, maar niet bewijsbaar is dat zij wist dat er enig strafbaar feit zou plaatsvinden, of zelfs maar dat zij dat moest vermoeden. Dit is dus geen
opzettelijkebehulpzaamheid. Kortom, de tenlastegelegde medeplichtigheid kan eveneens niet bewezen worden. Of de verdachte heeft geholpen door de tie-wraps aan te geven, kan verder in het midden blijven. Het aangeven van de tie-wraps staat immers niet in de tenlastelegging.
4.2.
Feit 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 3 ten laste gelegde diefstal (met geweld). Zij is niet betrokken geweest bij het wegnemen van de goederen van de aangever. Dat zij, nadat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] de goederen had weggelegd, de pinpas heeft gepakt en daar nog wat later mee naar buiten is gegaan om te proberen geld van de rekening te pinnen, maakt niet dat zij een aandeel heeft gehad in de diefstal door [naam medeverdachte 1] zelf.
4.2.2.
Beoordeling
In de eerste plaats is de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de ten laste gelegde geweldscomponent van de diefstal niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Het geweld heeft wel plaatsgevonden, maar vond niet plaats met het
oogmerkom de diefstal mogelijk te maken, zoals artikel 312 Wetboek van Strafvordering vereist.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 27 april 2017 waren zowel aangever [naam slachtoffer] als de verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam. Aldaar heeft [naam medeverdachte 1] de zakken van – de op dat moment vastgebonden - [naam slachtoffer] leeggemaakt en de spullen die zich daarin bevonden (een telefoon, een bankpas en een rijbewijs) weggeschoven. [naam slachtoffer] heeft zijn spullen niet meer teruggekregen. De verdachte heeft op enig moment de aan de kant geschoven pinpas van de aangever meegenomen en heeft vervolgens geprobeerd om daarmee te pinnen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte ten aanzien van de telefoon en het rijbewijs geen, althans onvoldoende, handelingen heeft verricht die tot de conclusie zouden moeten leiden dat zij zich deze goederen wederrechtelijk heeft toegeëigend. Van de diefstal van deze goederen zal de verdachte dus worden vrijgesproken.
Dat is anders ten aanzien van de bankpas. De verdachte heeft deze pas immers meegenomen met het (zich later geopenbaarde) oogmerk om daarover als heer en meester te beschikken, terwijl zij wist dat die bankpas eigendom van [naam slachtoffer] was. Dat levert diefstal op. Dat de verdachte niet daadwerkelijk zelfstandig de bankpas uit de broekzak van de aangever heeft gehaald, doet aan dat oordeel niet af.
Zowel de verdachte als de medeverdachte [naam medeverdachte 1] hebben een substantiële bijdrage geleverd aan de diefstal van de pas. Zij waren ook op de hoogte van elkaars bijdrage. Dat leidt tot de conclusie dat zij deze bankpas samen hebben gestolen. Ook het medeplegen zal dus bewezen worden verklaard.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 1] de bankpas van aangever [naam slachtoffer] heeft gestolen.
4.3.
Feit 4
Het onder 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3.
zij op 27 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bankpas (van de ING)
toebehorende aan [naam slachtoffer] , ;
4.
zij op 27 april 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door haar, verdachte en haar mededader
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen geld, toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
en/dat weg te nemen geld onder hun bereik te brengen door middel
van een valse sleutel,
een bankpas van de ING toebehorende aan die [naam slachtoffer] in een pinautomaat heeft
gestoken en de daarbij behorende pincode (tot welk gebruik zij, verdachte
en haar mededader niet gerechtigd waren) heeft ingetoetst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

5.1.
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
Feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 4:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
5.2.
Strafbaarheid
5.2.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 4 is sprake van een ondeugdelijke poging. Er stond immers geen geld op de rekening waarvan de verdachte geprobeerd heeft geld te pinnen. Het is absoluut onmogelijk om van een lege rekening geld op te nemen. De verdachte moet daarom ten aanzien van dit feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2.2.
Beoordeling
De bewezen verklaarde gedraging van de verdachte is naar haar uiterlijke verschijningsvorm gericht op, en daartoe ook geëigend, de voltooiing van het misdrijf diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik brengt door middel van een valse sleutel. Het feit dat achteraf is gebleken dat de betreffende rekening leeg was, doet daar niet aan af. Een straffeloze, absoluut ondeugdelijke poging als door de verdediging bepleit, kan pas aan de orde zijn als de uitvoeringshandeling zo ondoeltreffend, zo ongerijmd is, dat zij nooit tot het door verdachte beoogde doel had kunnen leiden, zelfs onder voor haar zeer gunstige omstandigheden. Dat is hier zeker niet het geval, alleen al omdat op een bankrekening altijd bijschrijvingen kunnen plaatsvinden waardoor er tot het moment van pinnen altijd de mogelijkheid bestaat dat de poging wel tot het beoogde doel kan leiden.
5.2.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met een ander de pinpas van het op dat moment door de medeverdachten met tie-wraps vastgebonden slachtoffer, haar ex-vriend, gestolen en vervolgens geprobeerd om met die pinpas geld op te nemen, wat niet is gelukt omdat er geen geld op de rekening bleek te staan. De verdachte heeft op deze manier inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het slachtoffer en misbruik gemaakt van de weerloze situatie waarin het slachtoffer zich op dat moment bevond.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
De deskundigen over de verdachte
De psycholoog in haar rapport
GZ-psycholoog drs. [naam GZ-psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juli 2017. Dit rapport houdt – kort gezegd ‒ het volgende in. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte een disharmonisch intelligentieprofiel heeft op (de bovengrens van) licht verstandelijk beperkt niveau. Hierdoor is zij onvoldoende in staat overzicht te hebben in meer complexe sociale relaties en haar gedrag hierop te anticiperen. Vanuit die beperking is zij ook te afhankelijk in relaties en heeft ze moeite met het vormen van haar eigen oordeel. Deze factoren hebben er (mede) toe geleid dat de verdachte in de situatie terecht is gekomen waarin de haar ten laste gelegde strafbare feiten hebben plaatsgevonden en hebben er ook voor gezorgd dat het haar, nadat de situatie gewelddadig werd, niet lukte om over te gaan tot probleemoplossende strategieën. Dat ze vervolgens nog geld gepind heeft van een pas ziet ze als rechtmatig, omdat ze nog geld van de aangever kreeg. Ook deze eenzijdige manier van kijken is gevoed door de verstandelijke beperking. Geadviseerd wordt onderzochte haar aandeel verminderd toe te rekenen.
Voorts wordt geadviseerd om de verdachte aan te melden bij een project zoals ‘Zij aan zij’ van het Leger des Heils. Dit is een woonvoorziening met 24-uurbegeleiding voor jonge moeders met kinderen. De verdachte kan hier leren zelfstandig te wonen waarbij schoolgang/werk wordt gestimuleerd en het persoonlijke netwerk van de verdachte zal betrokken worden. Daarnaast wordt een behandeling geadviseerd bij een instelling als de Waag, gericht op het weerbaarder maken van de verdachte in relaties, waarbij ‒ rekening houdend met haar verstandelijke beperking ‒ met haar nagedacht kan worden over haar positionering in een relatie en het verminderen van haar neiging tot het aangaan van afhankelijke, symbiotische relaties. Geadviseerd wordt alle hulpverlening in te zetten in het kader van een reclasseringsmaatregel. Tot slot wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen gelet op de verstandelijke beperking en de beperkte handelingsvaardigheden. Verwacht wordt dat de verdachte nog kan profiteren van een groepsgericht leefklimaat zoals geboden in een woonvoorziening met andere jonge moeders.
De psychiaters in hun rapport
Psychiater drs. [naam psychiater 1] heeft onder supervisie van psychiater drs. [naam psychiater 2] een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 oktober 2017. Dit rapport houdt – kort gezegd ‒ het volgende in. De indruk die de psychiater van het praktisch begripvermogen van de verdachte heeft gekregen past – anders dan door de psycholoog is geconcludeerd – beter bij eerdere bevindingen waar van een laag-normale begaafdheid sprake is. Daarnaast heeft de psychiater bij de verdachte een ontremd-sociaalcontactstoornis gediagnosticeerd, welke ontstaan is in de vroege kindertijd en tot op heden nog altijd aanwezig is en doorwerkt. Het gedrag dat hiervan het gevolg was, in de vorm van onttrekkingen aan de ouderlijke zorg en zorgwekkende buitencontacten (loverboy netwerk), heeft geleid tot jarenlange vooral gesloten interventies van Jeugdzorg. Deze stoornis beïnvloedde ook haar gedragskeuzes ten tijde van het ten laste gelegde op indirecte wijze, doordat de aard van de relatie die zij had opgebouwd met haar ex-vriend en aangever in deze zaak en de wijze waarop deze al dan niet was beëindigd, mede bepaald werd door haar hechtingsproblematiek. Het is echter niet aannemelijk dat haar stoornis ertoe heeft geleid dat de verdachte het ontoelaatbare van het aan haar ten laste gelegde handelen niet of in verminderde mate heeft kunnen inzien. Rapporteurs zien daarom – wederom anders dan door de psycholoog is geconcludeerd ‒ geen aanleiding om het bewezen verklaarde niet of in verminderde mate aan haar toe te rekenen. Ook zien de rapporteurs geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen omdat geen sprake is van een verstandelijke beperking en (ortho)pedagogische beïnvloeding noch aangewezen noch haalbaar wordt geacht.
De reclassering in de rapporten
Reclassering Nederland heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 december 2017 en 23 maart 2020. Waar de reclassering in haar eerste rapport nog meerdere bijzondere voorwaarden adviseerde, is zij daar in haar meest recente rapport op teruggekomen. Omdat de verdachte inmiddels voldoende ingebed lijkt te zijn binnen de hulpverlening en het recidiverisico laag wordt ingeschat, worden bijzondere voorwaarden niet langer nodig geacht. Ze ontvangt woonbegeleiding alsmede jeugd- en opvoedhulp met betrekking tot het bij haar en haar partner (medeverdachte [naam medeverdachte 1] ) wonende kind en het kind waarvan zij zwanger is. Daarnaast heeft zij zich vrijwillig aangemeld voor behandeling bij de Waag. Het eerder verstrekt advies met betrekking tot toepassing van van het jeugdstrafrecht is ook komen te vervallen. De verdachte is inmiddels 23 jaar en daarnaast leidt ze een volwassen leven. Ze is gehuwd en woont samen met haar man en kind. Hierdoor is pedagogische beïnvloeding niet mogelijk.
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht de verdachte volledig toerekeningsvatbaar gelet op het rapport van de psychiater en vindt het volwassenenstrafrecht passend. De officier ziet echter geen reden een langere gevangenisstraf op te leggen dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Wel ziet zij nog aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur.
Ingeval van een veroordeling, pleit de verdediging er allereerst voor de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Voorts verzoekt de verdediging, gelet op alle elementen die tot die conclusie leiden, tezamen met het intensieve traject dat de verdachte op dit moment doorloopt alsmede het tijdsverloop van ruim drie jaar na het incident, geen straf op te leggen, althans geen straf waarvan het onvoorwaardelijk deel langer is dan de tijd doorgebracht in voorarrest.
Actuele gegevens ter zitting
Ter zitting is gebleken dat de verdachte verblijft in een zogeheten “Moeder en Kind huis” van de stichting [naam stichting] waar ze begeleid woont. De relatie met haar partner (en medeverdachte) is voorbij en de echtscheiding is ingang gezet.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De bewezenverklaarde feiten, die zijn gepleegd wetende en gebruikmakende van de weerloosheid van de aangever, rechtvaardigen oplegging van een aanzienlijke gevangenisstraf. De rechtbank gaat daarbij uit van het volwassenenstrafrecht.
De rechtbank ziet echter in de bevindingen uit de hiervoor beschreven psychologische en psychiatrische rapportages, aanleiding om de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
Bovendien houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de aangever de verdachte in aanloop naar de bewezenverklaarde feiten herhaaldelijk heeft lastig gevallen en telkens weer achter het woonadres is gekomen van de verdachte en haar toenmalige partner (en medeverdachte) die zich daardoor steeds genoodzaakt voelden om te verhuizen. Tenslotte heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met het feit dat de bewezenverklaarde feiten eind april 2017 hebben plaatsgevonden.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de door haar reeds ondergane voorlopige hechtenis. Voor een voorwaardelijk strafdeel als door de officier verzocht ziet de rechtbank geen aanleiding. De verdachte is immers al langere tijd onder begeleiding van allerlei hulpverlenende instanties en zij is nog steeds onder behandeling bij De Waag.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.290,66 aan materiële schade en een vergoeding van € 8.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot (hoofdelijke) toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 250,00, bestaande uit de gevorderde kosten ten aanzien van de telefoon. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, omdat deze deels (ten aanzien van het horloge) onvoldoende is onderbouwd en voor het overige geen causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en de bewezenverklaarde feiten.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij bepleit omdat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het handelen van de verdachte en de gevorderde schade. Ook is de schade overigens onvoldoende geconcretiseerd. Bovendien zou de benadeelde partij verzekerd moeten zijn voor de ziekenhuiskosten.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank constateert dat het grootste deel van de vordering, namelijk de immateriële schade, de medische kosten en de kosten van het horloge en trainingspak, zien op de onder 1 en 2 aan de verdachte ten laste gelegde feiten (kort gezegd: het geweld en de wederrechtelijke vrijheidsberoving). Van deze feiten wordt de verdachte echter vrijgesproken.
De kosten van de mobiele telefoon houden wel verband met een bewezen verklaard feit, te weten de diefstal. De verdachte wordt echter vrijgesproken voor de diefstal van deze telefoon; enkel de diefstal van de bankpas is bewezen verklaard.
De benadeelde partij zal daarom in de gehele vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de ten aanzien van de verdachte bewezen verklaarde feiten.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst tot aan deze uitspraak;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2020.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het
leven te beroven,
met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- de enkels van die [naam slachtoffer] en/of de handen van die [naam slachtoffer] (achter diens
rug) heeft vastgebonden (met tie-wraps) en/of (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] heeft gestopt en/of (vervolgens) een
of meer tie-wrap(s) om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] heeft gedaan
(om die doek op zijn plaats te houden) en/of vervolgens
- meermalen, althans éénmaal, (met een douchekop) water in/over het gezicht
en/of in/op de mond van die [naam slachtoffer] heeft gesproeid/gespoten en/of
(vervolgens)
- die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een pand of vanaf
een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping van een pand,
althans van een grote hoogte, naar beneden heeft geduwd/gegooid
OF
- een touw om de enkels/voeten van die [naam slachtoffer] heeft gedaan/gebonden en/of
(vervolgens) die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een
pand, althans van grote hoogte, (met zijn hoofd naar beneden) aan voornoemd
touw naar beneden heeft laten zakken (op een dak/balkon/verhoging op/ter
hoogte van de eerste verdieping) en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] vanaf een
dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping (met zijn hoofd
naar beneden) aan voornoemd touw naar beneden heeft laten zakken (tot in een
tuin/de bosjes);
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2]
op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [naam slachtoffer] van het
leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- de enkels van die [naam slachtoffer] en/of de handen van die [naam slachtoffer] (achter diens
rug) heeft/hebben vastgebonden (met tie-wraps) en/of (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gestopt en/of
(vervolgens) een of meer tie-wrap(s) om het hoofd en/of de nek van die
[naam slachtoffer] heeft/hebben gedaan (om die doek op zijn plaats te houden) en/of
vervolgens
- meermalen, althans éénmaal, (met een douchekop) water in/over het gezicht
en/of in/op de mond van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gesproeid/gespoten en/of
(vervolgens)
- die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een pand of vanaf
een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping van een pand,
althans van een grote hoogte, naar beneden heeft/hebben geduwd/gegooid
OF
- een touw om de enkels/voeten van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gedaan/gebonden
en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van
een pand, althans van grote hoogte, (met zijn hoofd naar beneden) aan
voornoemd touw naar beneden heeft/hebben laten zakken (op een
dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping) en/of
(vervolgens) die [naam slachtoffer] vanaf een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de
eerste verdieping (met zijn hoofd naar beneden) aan voornoemd touw naar
beneden heeft/hebben laten zakken (tot in een tuin/de bosjes)
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot/bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte in of omstreeks de periode
van 26 april 2017 tot en met 27 april 2017 te Rotterdam opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is
geweest door
- ( via de telefoon en/of whatsapp) contact te zoeken met die [naam slachtoffer] en/of
- een afspraak met die [naam slachtoffer] te maken om elkaar te ontmoeten (bij een
woning, gelegen aan de [adres delict] en/of
- die [naam slachtoffer] te brengen/geleiden naar/in voornoemde woning, alwaar
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] aanwezig was/waren;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door
- de enkels van die [naam slachtoffer] en/of de armen van die [naam slachtoffer] (achter diens
rug) vast te binden (met tie-wraps) en/of (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] te stoppen en/of (vervolgens) een of
meer tie-wrap(s) om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] te doen (om die
doek op zijn plaats te houden) en/of vervolgens
- meermalen, althans éénmaal, (met een douchekop) water in/over het gezicht
en/of in/op de mond van die [naam slachtoffer] te sproeien/spuiten en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een pand of vanaf
een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping van een pand,
althans van een grote hoogte, naar beneden heeft geduwd/gegooid
OF
- een touw om de enkels/voeten van die [naam slachtoffer] heeft gedaan/gebonden en/of
(vervolgens) die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een
pand, althans van grote hoogte, (met zijn hoofd naar beneden) aan voornoemd
touw naar beneden heeft laten zakken (op een dak/balkon/verhoging op/ter
hoogte van de eerste verdieping) en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] vanaf een
dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping (met zijn hoofd
naar beneden) aan voornoemd touw naar beneden heeft laten zakken (tot in een
tuin/de bosjes);
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer] heeft/hebben mishandeld door
- de enkels van die [naam slachtoffer] en/of de armen van die [naam slachtoffer] (achter diens
rug) vast te binden (met tie-wraps) en/of (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] te stoppen en/of (vervolgens) een of
meer tie-wrap(s) om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] te doen (om die
doek op zijn plaats te houden) en/of vervolgens
- meermalen, althans éénmaal, (met een douchekop) water in/over het gezicht
en/of in/op de mond van die [naam slachtoffer] te sproeien/spuiten en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] vanuit een raam op de tweede verdieping van een pand of vanaf
een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping van een pand,
althans van een grote hoogte, naar beneden te duwen/gooien
OF
- een touw om de enkels/voeten van die [naam slachtoffer] te doen/binden en/of
(vervolgens) die [naam slachtoffer] vanuit een raam (op de tweede verdieping) van een
pand, althans van grote hoogte, (met zijn hoofd naar beneden) aan voornoemd
touw naar beneden te laten zakken (op een dak/balkon/verhoging op/ter hoogte
van de eerste verdieping) en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] vanaf een
dak/balkon/verhoging op/ter hoogte van de eerste verdieping (met zijn hoofd
naar beneden) aan voornoemd touw naar beneden te laten zakken (tot in een
tuin),
tot/bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte in of omstreeks de periode
van 26 april 2017 tot en met 27 april 2017 te Rotterdam opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is
geweest door
- ( via de telefoon en/of whatsapp) contact te zoeken met die [naam slachtoffer] en/of
- een afspraak met die [naam slachtoffer] te maken om elkaar te ontmoeten (bij een
woning, gelegen aan de [adres delict] en/of
- die [naam slachtoffer] te brengen/geleiden naar/in voornoemde woning, alwaar
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] aanwezig was/waren;
2.
zij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd
gehouden,
immers heeft/is zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met dat opzet
- in een woning, gelegen aan de [adres delict] , die [naam slachtoffer] (van
achteren) vastgepakt en/of (vervolgens)
- meermalen, althans éénmaal, in/tegen het gezicht/hoofd van die [naam slachtoffer]
geslagen en/of gestompt en/of tegen/op het lichaam van die [naam slachtoffer]
geschopt en/of getrapt en/of
- de enkels van die [naam slachtoffer] en/of de handen (achter de rug) van die
[naam slachtoffer] vastgebonden (met tie-wraps) en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] meegetrokken naar de badkamer en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] in een badkuip gezet en/of (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] gestopt en/of (vervolgens) een
tie-wrap om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] gedaan (om die doek op
zijn plaats te houden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of
beroofd gehouden,
immers heeft/hebben of is/zijn verdachte(n), tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met dat opzet
- in een woning, gelegen aan de [adres delict] , die [naam slachtoffer] (van
achteren) vastgepakt en/of (vervolgens)
- meermalen, althans éénmaal, in/tegen het gezicht/hoofd van die [naam slachtoffer]
geslagen en/of gestompt en/of tegen/op het lichaam van die [naam slachtoffer]
geschopt en/of getrapt en/of
- de enkels van die [naam slachtoffer] en/of de handen (achter de rug) van die
[naam slachtoffer] vastgebonden (met tie-wraps) en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] meegetrokken naar de badkamer en/of (vervolgens)
- die [naam slachtoffer] in een badkuip gezet en/of (vervolgens)
- een doek in de mond van die [naam slachtoffer] gestopt en/of (vervolgens) een
tie-wrap om het hoofd en/of de nek van die [naam slachtoffer] gedaan (om die doek op
zijn plaats te houden),
tot/bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van
26 april 2017 tot en met 27 april 2017 te Rotterdam opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door
- ( via de telefoon en/of whatsapp) contact te zoeken met die [naam slachtoffer] en/of
- een afspraak met die [naam slachtoffer] te maken om elkaar te ontmoeten (bij een
woning, gelegen aan de [adres delict] en/of
- die [naam slachtoffer] te brengen/geleiden naar/in voornoemde woning, alwaar
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] aanwezig was/waren;
3.
zij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon
(van het merk Huawei) en/of een bankpas (van de ING) en/of een rijbewijs (ten
name van [naam slachtoffer] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
bestond(en) uit het
- slaan en/of stompen in het gezicht/tegen het hoofd van die [naam slachtoffer] en/of
schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- doorzoeken van de zakken/kleding van die [naam slachtoffer] en/of
- vastbinden (met tiewraps) van de armen en/of enkels van die [naam slachtoffer] ;
4.
zij op of omstreeks 27 april 2017 te Rotterdam
ter uitvoering van het door haar, verdachte en/of haar mededader(s)
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
weg te nemen geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s)
en zich/hun daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen geld onder haar/hun bereik te brengen door middel
van een valse sleutel,
een bankpas van de ING toebehorende aan die [naam slachtoffer] in een pinautomaat heeft
gestoken en de daarbij behorende pincode (tot welk gebruik zij, verdachte
en/of haar mededader(s) niet gerechtigd was/waren) heeft ingetoetst,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.