ECLI:NL:RBROT:2020:6580

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
10/750284-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van harddrugs en vuurwapens in een woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van harddrugs en vuurwapens in een woning. De verdachte werd op 3 juli 2019 aangetroffen in een woning aan de [adres delict] te Rotterdam, waar de politie bij een aanhouding een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne en heroïne, alsook meerdere vuurwapens ontdekte. De verdachte verklaarde dat hij in de woning was om zijn broer op te halen, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaring niet aannemelijk was en dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de wapens en drugs. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen aanwezig was, maar ook beschikkingsmacht had over de aangetroffen goederen, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank wees ook het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis af, maar schorste deze voor onbepaalde tijd, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750284-19
Datum uitspraak: 22 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.M. Rethmeier heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient vanwege het gebrek aan bewijs te worden vrijgesproken. Hij heeft een alternatief scenario geschetst voor zijn aanwezigheid in de woning waarin de wapens en verdovende middelen zijn aangetroffen, welk scenario geen weerlegging vindt in het dossier. Daarom kan niet worden bewezen dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht over de wapens en verdovende middelen heeft gehad.
4.1.1.
Beoordeling
Op 3 juli 2019 omstreeks 06:00 uur heeft de politie ter aanhouding van de bewoner een woning aan de [adres delict] te Rotterdam betreden. De bewoner bleek niet in het pand aanwezig te zijn. Wel werden vier andere personen aangetroffen, waaronder de verdachte, die, na via een raam in de woonkamer de woning te zijn uitgevlucht, kort daarna op straat is aangehouden.
In diezelfde woonkamer zag de politie vrijwel direct na binnenkomst een automatisch vuurwapen tegen een bank staan, drie gevulde patroonhouders en een vuurwapen op een bank liggen, op een eettafel meerdere komen met zeven met daarin verdovende middelen staan en ook elders in de woonkamer meerdere hoeveelheden verdovende middelen liggen. Bij de daaropvolgende doorzoeking van de woning werd nog een derde vuurwapen aangetroffen. In totaal bleek bijna een halve kilo cocaïne en ruim vier kilo heroïne in de woonkamer te liggen. Bovendien werd bijna een halve kilo paracetamol en, in een slaapkamer, onderdelen van een drukpers, een pers en een krik aangetroffen. Ook werden in de woning 12 telefoons en een geldtelmachine aangetroffen.
Over zijn aanwezigheid in de woning heeft de verdachte het volgende verklaard. De dag ervoor was hij door het ziekenhuis gebeld met de mededeling dat zijn vader vermoedelijk spoedig zou komen te overlijden. Hij is daarom naar de onderhavige woning gegaan om zijn broer op te halen die zich in die woning bevond. Op enig moment liep hij de woonkamer binnen en zag daar rotzooi, emmers en overal stof liggen. Hij zag dat het drugs betrof. Daarop is hij boos geworden en heeft ruzie gemaakt met iemand die in de woonkamer aanwezig was. Dit alles heeft maximaal enkele minuten geduurd. Kort daarna kwam de politie binnen. Omdat hij de kans om van zijn vader afscheid te nemen niet wilde missen, is hij toen weggerend en het raam uitgesprongen. Hij is slechts ongeveer een kwartier in de woning aanwezig geweest. Later heeft de verdachte nog bij de politie aangedrongen op het achterhalen van de camerabeelden van het wooncomplex, omdat die steun zouden bieden aan zijn verklaring.
De rechtbank zal deze verklaring van de verdachte terzijde schuiven omdat deze wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. De medeverdachte [naam medeverdachte] heeft immers tegenover de politie verklaard dat zij in totaal met vier personen in de woning aanwezig waren en dat zij daar
allemaalzaten te chillen. Eén van deze vier personen was de verdachte. Daarnaast zijn bij de doorzoeking van de woning op een tafel in de woonkamer twee bankpassen en een rijbewijs ten name van de verdachte aangetroffen. Ook dit strookt niet met de door de verdachte gegeven lezing van de gebeurtenissen, maar wijst op een langere aanwezigheid van hem in de woning. Wat de camerabeelden betreft constateert de rechtbank, nu deze geen compleet beeld van alle ingangen van de woning geven, dat deze de verklaring van de verdachte noch bevestigen, noch ontkrachten.
Dat overwogen hebbende, resteert het feit dat de verdachte is aangetroffen in een woonkamer waarin zich (grotendeels) open en bloot vuurwapens en verdovende middelen bevonden. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat de verdachte in elk geval wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de wapens en de verdovende middelen.
De volgende vraag die voorligt, is of de verdachte ook de beschikkingsmacht over de wapens en verdovende middelen heeft gehad. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het samenstel van de in de woning aangetroffen goederen leidt de rechtbank af dat deze werd gebruikt als “versnijdingspand”, zijnde een woning waar drugs worden bewaard en bewerkt om voor (weder)verkoop geschikt te maken.De woning was in dat kader zwaar bewapend met vuurwapens. Het ligt in de rede dat de persoon of personen die verantwoordelijk zijn voor de handel of distributie van de verdovende middelen er belang bij hebben dat hun activiteiten verborgen blijven en zij derden die niets met die bezigheden van doen hebben niet tot die woning toelaten. De aangetroffen situatie – waar drugs en vuurwapens in de woning voor een ieder klip en klaar te zien waren – schreeuwt dan ook om een uitleg van de zijde van de verdachte. De verdachte geeft een uitleg, maar zoals hiervoor is overwogen vindt de rechtbank zijn verklaring niet aannemelijk. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de verdachte minst genomen enige organisatorische of functionele betrokkenheid bij dit versnijdingspand had en daarmee beschikkingsmacht.
De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de wapens, drugs en overige ten laste gelegde voorwerpen en stoffen heeft gehad. Dit geldt ook voor het ene vuurwapen dat mogelijk niet direct in het zicht heeft gelegen (het wapen dat bij de doorzoeking is gevonden), omdat de verdachte onder de omstandigheden zoals hiervoor uiteengezet bewust de aanmerkelijke kans op het voorhanden hebben van dit vuurwapen heeft aanvaard.
4.1.2.
Conclusie
Het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
Hij, op 3 juli 2019, in een pand aan de [adres delict] te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van 478 gram van een materiaal bevattende cocaïne, en een hoeveelheid van (in totaal) 4.013,9 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
2.
Hij op 3 juli 2019 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een of meer hoeveelheid/heden van een materiaal bevattende cocaïne en heroine, zijnde cocaïne en heroine
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- de woning gelegen aan de [adres delict] te Rotterdam gebruikt en/of
beschikbaar gesteld (gekregen), en
- versnijdingsmiddelen, te weten 472,4 gram paracetamol voorhanden gehad,
en
- teiltjes en onderdelen van een drukpers en een krik
en een pers voorhanden gehad;
3.
Hij, op 3 juli 2019, in een pand aan de [adres delict] te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen
vuurwapens als bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1
categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten
vuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Glock 19 Gen 4, 9mm, voorzien van serienummer [serienummer 1] ,
en
- van het merk/type Fn Gp 35 (High Power), 9mm, voorzien van serienummer
[serienummer 2] ,
en
een wapen als bedoeld in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II, onder 3
en 2 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van
artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Zastava M70 Bi, 7.62 x 39mm, voorzien van serienummer
[serienummer 3] ,
voorhanden heeft gehad;
4.
Hij, op 3 juli 2019, in een pand aan de [adres delict] te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet Wapens en Munitie, te
weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2 van die wet van Categorie III,
te weten:
- negen, kogelpatronen, kaliber 9mm, van het
merk Gfl, en
- vijftien, kogelpatronen, kaliber 9mm, en
- eenennegentig, kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
Feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is samen met drie anderen aangetroffen in een “versnijdingspand”, een woning die gebruikt werd ten behoeve van het bewaren en bewerken van handelshoeveelheden harddrugs. De verdachte had in die woning, samen met zijn medeverdachten, naast ruim vier kilo heroïne en bijna een halve kilo cocaïne, ook een automatisch vuurwapen en twee handvuurwapens voorhanden. Het betrof, kortom, een zwaar bewapend operationeel versnijdingspand.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid en dat het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving. De verspreiding van en handel in harddrugs gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, terwijl ook het gebruik ervan vaak gepaard gaat met door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen, hetgeen vaak overlast voor de samenleving met zich brengt. Het onbevoegd bezit van wapens en munitie levert daarnaast in het algemeen het risico van het feitelijk gebruik van die wapens op, met alle gevolgen van dien. Tegen verboden vuurwapenbezit dient dan ook streng te worden opgetreden. Dit geldt hier temeer, omdat in de drugshandel het gebruik van vuurwapens niet zelden tot slachtoffers leidt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte geen recente veroordelingen heeft voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 maart 2019. De reclassering adviseert bij een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten het volwassenenstrafrecht toe te passen en voorts bij een veroordeling een straf op te leggen zonder voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Wel signaleert de reclassering dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf nadelige gevolgen zal hebben voor het behoud van zijn bedrijf en zijn woning.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf, waarbij de rechtbank uit gaat van het volwassenenstrafrecht. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden.

8..Voorlopige hechtenis

Verzoeken van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen en subsidiair deze opnieuw te schorsen in afwachting van een eventueel in te stellen hoger beroep tegen dit vonnis. Aangevoerd is dat de verdachte sinds zijn schorsing van de voorlopige hechtenis mantelzorger is van zowel zijn vader als zijn moeder, die beiden de Nederlandse taal niet goed beheersen. Zijn vader ondergaat op dit moment een palliatieve behandeling in het Universitair Medisch Centrum Groningen vanwege een eindstadium longkanker, zo blijkt uit de brief van de behandelend longarts. De vader van de verdachte moet daarvoor op regelmatige basis naar dit ziekenhuis worden gebracht. Uit de brief van de behandelend longarts blijkt eveneens dat deze behandeling dusdanig zwaar is dat de vader van de verdachte niet in staat is om zelfstandig naar het ziekenhuis te reizen. Ook blijkt uit deze brief dat de aanwezigheid van de verdachte noodzakelijk is voor de communicatie met de zorgmedewerkers. Er zijn geen andere familieleden die deze taak van de verdachte kunnen overnemen.
Opheffing voorlopige hechtenis
De rechtbank wijst het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis af. Immers, op grond van het onderhavig vonnis is sprake van ernstige bezwaren tegen verdachte dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen. Verder is de rechtbank gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten van oordeel dat er er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en een misdrijf waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
Voortduring schorsing van de voorlopige hechtenis
Met betrekking tot de voortduring van (de schorsing van) de voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank acht de ernstige bezwaren en de recidivegrond voor voorlopige hechtenis onverkort aanwezig, gelet op dit vonnis. Gesteld noch gebleken is dat de verdachte in de periode dat zijn voorlopige hechtenis geschorst was zich niet heeft gehouden aan de gestelde schorsingsvoorwaarden. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat dit na dit vonnis anders zal zijn. Ook overigens is niet gebleken van (andere) omstandigheden op grond waarvan hernieuwde schorsing van de verdachte onwenselijk zou moeten worden geacht. In aanmerking genomen de klemmende persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals hiervoor uiteengezet acht de rechtbank termen aanwezig om de schorsing van de voorlopige hechtenis voor onbepaalde tijd te bevelen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
beveelt de schorsing van de voorlopige hechtenis voor onbepaalde tijd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juli 2020.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Hij, op of omstreeks 3 juli 2019, in een pand aan de [adres delict] te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 478 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 4.013,9 gram heroïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
2.
Hij in of omstreeks periode van 3 juli 2019 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van
Nederland brengen van een of meer hoeveelheid/heden van een
materiaal bevattende cocaïne en/of heroine, zijnde cocaïne en/of heroine een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te
plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden
had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven
bedoelde feit
hebbende/is verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
- de woning gelegen aan de [adres delict] te Rotterdam gebruikt en/of
beschikbaar gesteld (gekregen), en/of
- versnijdingsmiddelen, te weten 472,4 gram paracetamol voorhanden gehad,
en/of
- een of meerdere teiltjes en/of onderdelen van een drukpers en/of een krik
en/of een pers voorhanden gehad;
3.
Hij, op of omstreeks 3 juli 2019, in een pand aan de [adres delict] te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een of meerdere vuurwapens als bedoeld in de zin van artikel 2, lid 1
categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten (een)
vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Glock 19 Gen 4, 9mm, voorzien van serienummer [serienummer 1] ,
en/of
- van het merk/type Fn Gp 35 (High Power), 9mm, voorzien van serienummer
[serienummer 2] ,
en/of
een wapen als bedoeld in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II, onder 3
en/of 2 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van
artikel 1 onder 3 van die wet,
- van het merk/type Zastava M70 Bi, 7.62 x 39mm, voorzien van serienummer
[serienummer 3] ,
voorhanden heeft gehad;
4.
Hij, op of omstreeks 3 juli 2019, in een pand aan de [adres delict] te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet Wapens en Munitie, te
weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2 van die wet van Categorie III,
te weten:
- negen, althans één of meerdere, kogelpatro(o)n(en), kaliber 9mm, van het
merk Gfl, on/of
- vijftien, althans één of meerdere, kogelpatro(o)n(en), kaliber 9mm, en/of
- eenennegentig, althans één of meerdere, kogelpatro(o)n(en), kaliber 7.62 x
39mm,
voorhanden heeft gehad.