ECLI:NL:RBROT:2020:6601
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 lid 3 sub c Faillissementswet
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2020 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die sinds 17 april 2020 onder beschermingsbewind staat. De bewindvoerder had verzocht om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling, omdat de schuldenares haar informatieverplichting niet naar behoren was nagekomen. Gedurende een periode van vijftien maanden, van november 2018 tot en met januari 2020, heeft de schuldenares niet voldaan aan haar sollicitatieverplichting. Hoewel er stukken zijn ingediend die wijzen op een (mogelijke) arbeidsongeschiktheid, zijn deze klachten recent en niet van invloed op de eerdere tekortkomingen in de sollicitatieverplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares onvoldoende heeft gesolliciteerd en dat er een geschatte boedelachterstand van € 355,77 is ontstaan. De rechtbank oordeelt dat de schuldenares, ondanks haar omstandigheden, niet aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat de beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.095,95, met de opmerking dat er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.