ECLI:NL:RBROT:2020:6601

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
FT EA 17.1199
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 350 lid 3 sub c Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2020 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares, die sinds 17 april 2020 onder beschermingsbewind staat. De bewindvoerder had verzocht om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling, omdat de schuldenares haar informatieverplichting niet naar behoren was nagekomen. Gedurende een periode van vijftien maanden, van november 2018 tot en met januari 2020, heeft de schuldenares niet voldaan aan haar sollicitatieverplichting. Hoewel er stukken zijn ingediend die wijzen op een (mogelijke) arbeidsongeschiktheid, zijn deze klachten recent en niet van invloed op de eerdere tekortkomingen in de sollicitatieverplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares onvoldoende heeft gesolliciteerd en dat er een geschatte boedelachterstand van € 355,77 is ontstaan. De rechtbank oordeelt dat de schuldenares, ondanks haar omstandigheden, niet aan haar verplichtingen heeft voldaan en dat de beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.095,95, met de opmerking dat er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 16 juli 2020
Bij arrest van het Gerechtshof Den Haag van 14 november 2017 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam],
[adres]
[woonplaats]
schuldenares,
bewindvoerder: mr. P.A. Loeff.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 18 december 2019 met dit verzoek ingestemd.
Op 6 januari 2020 heeft de bewindvoerder aan de rechtbank een laatste stand van zaken doen toekomen. De advocaat van schuldenares heeft de rechtbank per brief van 13 januari 2020 in aanloop naar de zitting bericht.
De bewindvoerder en schuldenares, bijgestaan door haar advocaat mevrouw mr. W.M. Vermeijden, zijn gehoord ter terechtzitting van 20 januari 2020. Ter zitting zijn afspraken gemaakt. De rechtbank heeft de behandeling aangehouden. Het proces-verbaal van de gemaakte afspraken is aan partijen toegestuurd.
De bewindvoerder heeft op 6 april 2020 en 14 mei 2020 aan de rechtbank de laatste stand van zaken doen toekomen. Vervolgens is bepaald dat de behandeling op 29 juni 2020 zou worden voortgezet.
De bewindvoerder en schuldenares, bijgestaan door haar beschermingsbewindvoerder mevrouw S. Nouse en haar advocaat mevrouw mr. W.M. Vermeijden, zijn telefonisch gehoord op 29 juni 2020 conform TARIC (de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbank vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis).
De advocaat van schuldenares heeft de rechtbank op 9 juli 2020 de gevraagde stukken doen toekomen. De bewindvoerder heeft op 10 juli 2020 aan de rechtbank een laatste stand van zaken doen toekomen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Voordracht tot tussentijdse beëindiging
Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling is aangevoerd dat schuldenares haar informatieverplichting niet naar behoren is nagekomen. In het dossier van de bewindvoerder ontbreken met name uitkeringsspecificaties vanaf maart 2019. Voorts is schuldenares de sollicitatieverplichting niet naar behoren nagekomen. Er worden onvoldoende sollicitaties aangeleverd en tevens is de kwaliteit van de sollicitaties onvoldoende. Na het verhoor op 22 augustus 2018, waarbij de duur van de regeling is verlengd met vier maanden, is de sollicitatieverplichting gedurende een korte periode beter nagekomen. Sollicitatiebewijzen vanaf november 2018 ontbreken. Sinds februari 2019 werkt schuldenares 15 uur per week. Verder heeft schuldenares een geschatte boedelachterstand van € 512,87 laten ontstaan.
Stand van zaken van de bewindvoerder van 6 januari 2020
De bewindvoerder heeft in zijn laatste stand van zaken van 6 januari 2020 aangegeven dat de geschatte boedelachterstand tot en met december 2019 thans € 601,11 bedraagt. Verder hebben zich geen wijzigingen voorgedaan.
Brief van de advocaat van schuldenares van 13 januari 2020
De advocaat van schuldenares heeft aangevoerd dat schuldenares laagopgeleid/laaggeletterd is en het zodoende niet verbazingwekkend is dat haar sollicitaties kwalitatief matig zijn. Daarnaast heeft de advocaat van schuldenares aangegeven dat schuldenares open staat voor beschermingsbewind.
Ter terechtzitting van 20 januari 2020
Ter terechtzitting van 20 januari 2020 is onder meer afgesproken dat schuldenares beschermingsbewind zal aanvragen en dat zij de benodigde informatie naar de bewindvoerder zal opsturen. Ook is afgesproken dat ze (aanvullend) dient te solliciteren naar een baan voor 36 uur per week. Verder dient schuldenares met een voorstel te komen om de boedelachterstand in te lopen. De rechtbank verwijst voor de volledige gemaakte afspraken naar het proces-verbaal van de zitting van 20 januari 2020.
Stand van zaken van de bewindvoerder van 6 april 2020
De bewindvoerder heeft aangegeven dat het hem onbekend is of beschermingsbewind inmiddels is uitgesproken. Daarnaast is de benodigde informatie niet ontvangen. Het gaat om uitkeringsspecificaties, loonstroken, beschikking toeslagen 2020 en de polis zorgverzekering 2020. Verder heeft de bewindvoerder nog altijd onvoldoende sollicitatiebewijzen ontvangen vanaf november 2018. De tekortkoming bedraagt 16 maanden, waarvan gedurende 11 maanden geheel niet is voldaan aan de sollicitatieverplichting en gedurende 5 maanden onvoldoende. De geschatte boedelachterstand bedraagt thans € 690,56. Een voorstel voor het inlopen van de achterstand heeft de bewindvoerder niet ontvangen.
Stand van zaken van de bewindvoerder van 14 mei 2020
De bewindvoerder heeft aangegeven dat schuldenares sinds 17 april 2020 onder beschermingsbewind staat.
Ter terechtzitting van 29 juni 2020
Ter terechtzitting van 29 juni 2020 is onder meer afgesproken dat de beschermingsbewindvoerder de ontbrekende stukken aan de bewindvoerder zal opsturen. Ook zal de beschermingsbewindvoerder het vakantiegeld 2020 inzetten om (een deel van) de boedelachterstand in te lopen. Schuldenares heeft ter zitting verklaard dat ze onder behandeling is bij de fysiotherapeut omdat ze veel vocht vasthoudt in haar benen. Daarnaast heeft schuldenares telefonische gesprekken met de praktijkondersteuner van de huisarts. De advocaat van schuldenares zal de bewindvoerder een verklaring van de huisarts doen toekomen waaruit moet blijken of schuldenares arbeidsgeschikt kan worden geacht. De rechtbank verwijst naar de volledige gemaakte afspraken naar het proces-verbaal van de zitting van 29 juni 2020.
Faxbericht van de advocaat van schuldenares van 9 juli 2020
De advocaat van schuldenares heeft de rechtbank een schrijven van de huisarts en de fysiotherapeut toegestuurd. Uit het schrijven van de huisarts blijkt dat schuldenares in verband met klachten aan haar bekken en benen recent bij een orthopeed is geweest en is verwezen naar een podotherapeut. Verder heeft schuldenares voor psychische klachten gesprekken met de praktijkondersteuner van de huisarts, in afwachting van een afspraak bij GGZ Delfland. Schuldenares is in maart 2020 doorverwezen naar GGZ Delfland, maar in verband met lange wachttijden heeft schuldenares pas een afspraak in september 2020. Verder geeft de huisarts aan dat ze zich kan voorstellen dat vanwege het verleden van schuldenares met PTSS en borderline het vrijkomen van haar vader uit detentie een grote stressfactor is en schuldenares daardoor psychisch misschien niet goed kan functioneren. Een duidelijke uitspraak over de belastbaarheid kan de huisarts niet doen. Uit het schrijven van de fysiotherapeut blijkt dat schuldenares op 22 juni 2020 voor het eerst werd gezien. Na twee behandelingen heeft de fysiotherapeut goede vooruitgang gezien in de belastbaarheid. De komende drie maanden zal schuldenares wekelijks naar de praktijk komen om haar belastbaarheid op te bouwen. De fysiotherapeut verwacht dat schuldenares na drie maanden genoeg belastbaarheid heeft opgebouwd om weer volledig aan het werk te gaan.
Stand van zaken van de bewindvoerder van 10 juli 2020
De bewindvoerder heeft aangegeven dat de beschermingsbewindvoerder de meeste ontbrekende stukken heeft aangeleverd. In het dossier ontbreken nog de uitkeringsspecificaties van maart 2019 tot en met juni 2020. Verder geeft de bewindvoerder aan dat schuldenares de door haar gestelde arbeidsongeschiktheid onvoldoende heeft aangetoond. Zodoende is niet voldaan aan de sollicitatieverplichting. Voorts heeft de bewindvoerder aangegeven dat de beschermingsbewindvoerder op 24 juni 2020 een bedrag van € 656,- heeft overgemaakt naar de boedelrekening om de achterstand (gedeeltelijk) in te lopen. Tot en met juni 2020 is er sprake van een geschatte achterstand van € 355,77. De bewindvoerder handhaaft het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 29.606,66 niet langer opeisbaar is.
Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat schuldenares haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren is nagekomen. Schuldenares staat sinds 17 april 2020 onder beschermingsbewind, maar de bewindvoerder heeft de uitkeringsspecificaties vanaf maart 2019 (nog) niet ontvangen.
Daarnaast heeft schuldenares niet althans onvoldoende (aanvullend) gesolliciteerd vanaf november 2018. Namens schuldenares zijn weliswaar stukken toegestuurd waaruit blijkt dat mogelijk sprake is van (enige mate van) arbeidsongeschiktheid, maar uit deze stukken blijkt dat de klachten betrekking hebben op recente ontwikkelingen. Dit laat onverlet dat schuldenares gedurende minimaal vijftien maanden, van november 2018 tot en met januari 2020, niet heeft voldaan aan haar (aanvullende) sollicitatieverplichting. De rechtbank merkt daarbij op dat de bewindvoerder niet eerder dan tijdens de terechtzitting van 29 juni 2020 is geïnformeerd over mogelijke arbeidsongeschiktheid. Het had op de weg van schuldenares gelegen om de bewindvoerder daarover eerder te informeren.
Voorts heeft schuldenares een geschatte boedelachterstand van € 355,77 laten ontstaan. Door het gebrek aan informatie kan de bewindvoerder niet de boedelafdracht controleren.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenares, in elk geval na de waarschuwingsbrief van de rechter-commissaris van 19 juni 2019, het verhoor door de rechter-commissaris op 22 augustus 2018 en de eerdere behandeling van de voordracht tot tussentijdse beëindiging, van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.095,95.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. L. Timmermans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2020. [1]
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.