ECLI:NL:RBROT:2020:6616
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan goede trouw en fraudeschulden aan de gemeente Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 12 mei 2020 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek is behandeld door de Rechtbank Rotterdam, waarbij verzoekster en haar beschermingsbewindvoerder, de heer T. Dreessen, op 15 juni 2020 telefonisch zijn gehoord. Tijdens de zitting is verzoekster in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken aan te leveren. De rechtbank heeft op 13 juli 2020 uitspraak gedaan.
Verzoekster ontvangt een uitkering op basis van de Participatiewet en heeft een schuldenlast van € 77.483,49. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling alleen kan worden toegewezen als verzoekster in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift te goeder trouw is geweest met betrekking tot het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden. De rechtbank concludeert dat dit in dit geval niet aannemelijk is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster fraudeschulden heeft aan de gemeente Rotterdam, die zijn ontstaan door onjuiste informatieverstrekking over haar financiële situatie. De rechtbank heeft geconstateerd dat verzoekster niet heeft voldaan aan haar verantwoordelijkheid om de uitkeringsinstantie correct en volledig te informeren. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, met de opmerking dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die tot een andere beslissing zouden kunnen leiden.