ECLI:NL:RBROT:2020:6647

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
C/10/597001 / JE RK 20-1425 en C/10/597278 / JE RK 20-1471
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens : C/10/597001 / JE RK 20-1425 en C/10/597278 / JE RK 20-1471
datum uitspraak: 23 juli 2020

beschikking afwijzen vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing

beschikking bekrachtiging schriftelijke aanwijzing

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
en

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. C.J.G.J. van der Linden,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2017 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan (in de zaak van de GI, C/10/597278 / JE RK 20-1471):

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
De kinderrechter merkt als informant aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader]
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan (in de zaak van de moeder, C/10/597001 / JE RK 20-1425):

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
C/10/597001 / JE RK 20-1425:
- het verzoekschrift met bijlagen van de moeder van 19 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 25 mei 2020,
C/10/597278 / JE RK 20-1471
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 25 mei 2020, ingekomen bij de griffie op 27 mei 2020.
Op 9 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. J.C.G.J. van der Linden, advocaat te Den Haag,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 10 januari 2020 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 10 oktober 2020.
T.a.v: C/10/597001 / JE RK 20-1425:
De moeder heeft op 19 mei 2020 aan de GI verzocht de schriftelijke aanwijzing d.d. 7 mei 2020 geheel vervallen te verklaren.
T.a.v: C/10/597278 / JE RK 20-1471
De GI heeft op 7 mei 2020 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] . De GI geeft hierin de volgende aanwijzingen:
  • Het nakomen van de (begeleide) bezoekmomenten, welke door Agathos zijn/worden opgesteld;
  • Het realiseren van een kennismakingsgesprek met de betrokken jeugdbeschermer, welke – zolang de corona-maatregelen gelden – via Skype zal plaatsvinden.”
II) op grond van artikel 1: 263 lid 3 BW het gevraagde dwangmiddel op te leggen, te weten een dwangsom conform artikel 611a Rv ter hoogte van een nader door de rechtbank te bepalen bedrag voor iedere dag dat mevrouw [naam moeder] de aanwijzing niet opvolgt.
III) de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De verzoeken

C/10/597001 / JE RK 20-1425De moeder heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing van de GI geheel vervallen te verklaren.
C/10/597278 / JE RK 20-1471
De GI heeft bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing verzocht. De GI heeft tevens verzocht een dwangsom conform artikel 611a Rv ter hoogte van een ander door de rechtbank te bepalen bedrag op te leggen iedere dag dat de moeder de aanwijzing niet opvolgt.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft haar verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. Het is nog steeds niet gelukt een kennismakingsgesprek met de moeder te plannen en de begeleide omgang tussen [voornaam minderjarige] en haar vader op te starten. De situatie zoals in het verzoekschrift omschreven is ongewijzigd. In beginsel was een huisbezoek en het opstarten van de omgangsregeling niet mogelijk vanwege de coronamaatregelen. Vanaf mei 2020 waren de maatregelen versoepeld en is dit met in achtneming van de veiligheidsmaatregelen wel mogelijk. Echter komt een kennismaking tot op heden niet van de grond. Ook het alternatief om via skype of via video-contact kennis te maken is niet gelukt. Daarnaast lag er een duidelijk plan voor het heropstarten van de begeleide omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader via video-bellen, maarr heeft de moeder aangegeven hier niet aan mee te willen werken. De GI vindt het nog steeds van belang dat de omgang tussen [voornaam minderjarige] en haar vader gerealiseerd wordt.

Het standpunt van de moeder

De moeder begrijpt dat er omgang moet plaatsvinden tussen [voornaam minderjarige] en vader. De moeder wil haar medewerking daaraan verlenen.
De moeder betwist dat er nooit een kennismakingsgesprek met de GI is geweest. In eerste instantie was er een andere jeugdbeschermer, maar na een tijdje is die vertrokken. De nieuwe jeugdbeschermer wilde al snel in persoon omgang laten plaatsvinden. De moeder kon zich daar niet in vinden vanwege de piek van de coronavirus en het feit dat de moeder zich onvoldoende veilig voelde. De moeder valt in een risicogroep voor COVID-19 vanwege haar verwijderde milt. Omdat de moeder de enige vaste verzorger van [voornaam minderjarige] is, is het voor moeder en [voornaam minderjarige] van belang dat zij beiden gezond blijven. De GI houdt onvoldoende rekening met de omstandigheid dat [voornaam minderjarige] wel degelijk een bron van besmetting kan worden zodra zij in fysiek contact met anderen komt. Het kan van [voornaam minderjarige] , gezien haar leeftijd, slechts in heel beperkte mate worden verwacht dat zij afstand houdt tijdens omgang met de vader. Daarbij speelt ook dat de moeder de vader nog onvoldoende vertrouwt. De moeder vraagt zich af of de vader een afspraak zal afzeggen als hij milde klachten heeft of met iemand in contact is gekomen die klachten heeft of besmet is. De moeder vindt een fysieke omgang nog steeds een risico. De moeder heeft alternatieven geboden, zoals gesprekken via Skype of videobellen. Voor de moeder is het echter wel van belang dat een derde meekijkt met deze gesprekken, omdat zij zich niet sterk genoeg voelt om alleen met de vader in een gesprek te zitten. De moeder staat open voor een een-op-een gesprek zodra alles weer veilig en beheersbaar is. De moeder is van mening dat de GI door het uitbrengen van de schriftelijke aanwijzing te snel naar een formeel middel grijpt en onvoldoende rekening houdt met de gezondheidsrisico’s van moeder. De moeder ziet het liefst dat er een andere jeugdbeschermer komt, omdat de samenwerking met de huidige jeugdbeschermer stroef verloopt. De moeder wil zich dan inzetten om een omgangsregeling tot stand te brengen waarbij rekening wordt gehouden met de risicogroep waar de moeder in valt.

Het standpunt van de vader

De vader heeft [voornaam minderjarige] sinds 3 januari 2020 niet meer gezien. Alle pogingen om tot omgang te komen zijn mislukt. Het is Agathos ook niet gelukt om contact te krijgen met de moeder. Er is video-bellen geprobeerd, maar ook daaraan wil moeder haar medewerking niet verlenen. De moeder heeft een filmpje gestuurd en daar heeft vader op gereageerd. De moeder zou het filmpje van vader samen met de begeleiding aan [voornaam minderjarige] laten zien, maar dat is niet gebeurd. De moeder heeft tot nu toe alle contacten geweigerd. Volgens de vader hield de moeder voor de coronamaatregelen ook al het contact af. De moeder gaat wel met [voornaam minderjarige] bij haar ouders of bij vrienden op bezoek, maar ondertussen kan de vader [voornaam minderjarige] niet zien.

De beoordeling

C/10/597001 / JE RK 20-1425Op grond van artikel 1:263, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder niet instemt met dan wel niet of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, lid 1, van de Jeugdwet. De GI kan ook een schriftelijke aanwijzing geven indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Deze beslissing geldt als een schriftelijke aanwijzing.
Op grond van artikel 1:264 van het BW kan een met het gezag belaste ouder verzoeken een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen te verklaren.
De moeder heeft het verzoek tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing op tijd ingediend. De moeder kan daarom in het verzoek worden ontvangen.
De GI is een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, aanhef onder a, van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb), zodat de schriftelijke aanwijzing van de GI een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is. Dit betekent dat voldaan moet worden aan de eisen van een zorgvuldige voorbereiding en een deugdelijke motivering. Wat de inhoudelijke toets betreft, dient beoordeeld te worden of de gecertificeerde instelling in redelijkheid tot de schriftelijke aanwijzing heeft kunnen komen en of de schriftelijke aanwijzing in het belang van de minderjarige kan worden geacht.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de GI geprobeerd heeft een kennismakingsgesprek in te plannen met de moeder. Vanwege de coronamaatregelen is voorgesteld om in eerste instantie telefonisch en later via skype kennis te maken. Doordat dit niet van de grond is gekomen is er weinig zicht verkregen op de thuissituatie bij de moeder. Ondanks de gezamenlijke afspraken is het de moeder niet gelukt de omgangsafspraken na te komen. Er lag een duidelijk plan klaar voor het heropstarten van de (begeleide) omgang waar in overleg met de ouders, de GI en Agathos gezamenlijke afspraken zijn gemaakt. De bezoeken hebben echter geen doorgang kunnen vinden vanwege de corona maatregelen en het feit dat de moeder in een risicogroep valt van Covid-19. Er is gezocht naar passende alternatieven, maarr heeft de moeder daaraan onvoldoende haar medewerking verleend. De samenwerking tussen de GI en de moeder verloopt moeizaam, wat zijn weerslag heeft op het tot stand komen van de omgangsafspraken.
Uit de gesprekken die de GI met de moeder heeft gehad en uit de stukken die de GI aan de rechtbank heeft doen toekomen, volgt dat de GI zorgvuldig te werk is gegaan, de moeder regelmatig en tijdig heeft geïnformeerd en is blijven proberen een kennismakingsgesprek en de omgang weer tot stand te laten komen. De kinderrechter heeft begrip voor de situatie waarin de moeder zich bevindt, gezien het feit dat zij tot de risicogroep behoort van het Covid-19 virus. Gelet op de zorgen bij de moeder had het wellicht op de weg van de GI gelegen om tot het uiterste te wachten met een schriftelijke aanwijzing en meer in gesprek te gaan met de moeder. Door wijziging van de jeugdbeschermer en het ontbreken van een adequate kennismaking met de nieuwe jeugdbeschermer is dit moeizaam verlopen en onvoldoende uit de verf gekomen. De kinderrechter is van oordeel dat dit niet maakt dat de voorbereiding van de aanwijzing hierdoor onzorgvuldig is. Het is in het belang van [voornaam minderjarige] dat het contact met de vader spoedig en voortvarend wordt opgepakt. Van de moeder mag de nodige inspanning worden verwacht om eventueel op een alternatieve wijze vorm te geven aan de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader. Nu de maatregelen rond het virus zijn versoepeld, dient ook daar rekening mee te worden gehouden. De moeder kan hierbij steun en begeleiding ontvangen van een derde, zoals iemand van Agathos.
Op grond van het voorgaande komt de kinderrechter tot de conclusie dat schriftelijke aanwijzing van 7 mei 2020 voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en deugdelijk is gemotiveerd.
Op grond van bovenstaande zal de kinderrechter het verzoek van de moeder tot vervallen verklaring van de aanwijzingen van 7 mei 2020 afwijzen.
C/10/597278 / JE RK 20-1471
Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting kan naar het oordeel van de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing worden bekrachtigd.
De schriftelijke aanwijzing is noodzakelijk teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] weg te nemen. Wat de kennismaking van de moeder met de jeugdbeschermer betreft, kan dat inmiddels via een fysieke ontmoeting plaatsvinden in plaats van door middel van een contact via skype.
De kinderrechter is van oordeel dat de verzochte dwangsom dient te worden afgewezen nu de moeder inziet dat de omgangsregeling in het belang is van [voornaam minderjarige] en bereid is daaraan aan medewerking te verlenen. Bovendien acht de kinderrechter het opleggen van een dwangsom op dit moment niet in het belang van [voornaam minderjarige] .

De beslissing

De kinderrechter:
C/10/597001 / JE RK 20-1425wijst het verzoek tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing af.
C/10/597278 / JE RK 20-1471
bekrachtigt de aanwijzing van 7 mei 2020;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. E.M. Borges Dias als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2020.