Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[eiser 1] ,
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 19 december 2019, met producties;
- de aantekeningen van de griffier van het mondelinge verweer van [gedaagde] van 8 januari 2020;
- de aantekeningen van de griffier van het mondelinge verweer van [gedaagde] van 28 januari 2020;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] van 29 januari 2020, met producties;
- het tussenvonnis van 3 februari 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de aantekeningen van de griffier van 25 februari 2020 met de mondelinge toelichting van [gedaagde] en de in het geding gebrachte schriftelijke onderbouwing van de reconventionele vordering van [gedaagde] , met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser 1] c.s., met producties;
- de conclusie van repliek in conventie van [eiser 1] c.s.
3..Het geschil in conventie
€ 4.463,02 waarin zijn begrepen de incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.846,36 vanaf de dag van dagvaarding tot aan die van algehele voldoening, alsmede € 781,42 (te vermeerderen met eventuele huurverhoging) voor iedere maand of een gedeelte daarvan gedurende welke [gedaagde] na december 2019 in het genot blijft van het gehuurde;
De achterstand over de periode juli 2018 tot en met december 2019 bedraagt € 3.846,36. Deze wanprestatie rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst. Op grond van de huurovereenkomst is [gedaagde] buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Deze bedragen € 616,66 inclusief btw.
4..Het geschil in reconventie
Dit bleek later niet het geval te zijn. De servicekosten die wel in rekening zijn gebracht, zijn nooit gemaakt, zodat deze ten onrechte in rekening zijn gebracht.
De woning was niet schoon en niet leeg. In de woning bevonden zich nog spullen van [eiser 3] . Deze spullen heeft [verweerder 1] c.s. opgeslagen. [verweerder 1] c.s. zal de schade bij de oplevering niet van [eiser 3] vorderen.
5..De beoordeling
De kantonrechter begrijpt uit wat door [gedaagde] is aangevoerd niet waarom de servicekosten op € 0,- moeten worden vastgesteld. [gedaagde] heeft immers niet betwist dat [eiser 1] c.s. een glasverzekering heeft afgesloten voor de woning en dat de woning gestoffeerd was. Het is dan ook redelijk dat [eiser 1] c.s. hiervoor kosten bij [gedaagde] in rekening brengt. Wat het schoonmaken van de dakgoot betreft heeft [gedaagde] onvoldoende duidelijk gemaakt dat dit nooit heeft plaatsgevonden of zou plaatsvinden. [gedaagde] heeft derhalve onvoldoende onderbouwd waarom de servicekosten op € 0,- moeten worden vastgesteld.
6..De beslissing
€ 4.368,46 aan huurachterstand tot en met december 2019 en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over
€ 3.846,36 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;