ECLI:NL:RBROT:2020:6693

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
27 juli 2020
Zaaknummer
C/10/598539 / JE RK 20-1709
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering heeft op 17 juni 2020 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van beide kinderen te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat er een stabiele en veilige opvoedsituatie noodzakelijk is. De vader van de kinderen heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de GI en verzocht om een deskundige te benoemen voor een nieuw onderzoek naar het perspectief van de kinderen. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat het KSCD-onderzoek recent en adequaat was en dat een nieuw onderzoek niet zal bijdragen aan de beslissing. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 1 augustus 2021, met als doel de continuïteit van de hulpverlening te waarborgen en zo snel mogelijk een perspectiefbiedend pleeggezin voor de kinderen te vinden.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/598539 / JE RK 20-1709
datum uitspraak: 21 juli 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2018 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
Geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2015 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

[naam voormalig pleegmoeder] ,

hierna te noemen de voormalig pleegmoeder van [voornaam minderjarige 1] , wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam voormalig pleegvader] ,

hierna te noemen de voormalig pleegvader van [voornaam minderjarige 1] , wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam pleegmoeder] ,

hierna te noemen de pleegmoeder van [voornaam minderjarige 2] , wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam pleegvader] ,

hierna te noemen de pleegvader van [voornaam minderjarige 2] , wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 17 juni 2020, ingekomen bij de griffie op 18 juni 2020;
- de brief van [voornaam minderjarige 1] , ter zitting overgelegd.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.P. Biesbroek,
- de pleegouders van [voornaam minderjarige 2] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .
- de moeder,
- de voormalig pleegouders van [voornaam minderjarige 1] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige 1] verblijft in een uitwijkhuis.
[voornaam minderjarige 2] verblijft afwisselend bij De Verrekijker van Yulius en in een pleeggezin.
Bij beschikking van 17 juli 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 1 augustus 2020. De kinderrechter heeft bij beschikking van 24 januari 2020 ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 1 augustus 2020.
Bij beschikking van 30 juni 2020 is de verblijfplaats van [voornaam minderjarige 1] gewijzigd naar een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting mondeling gewijzigd in die zin dat voor [voornaam minderjarige 1] wordt verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen in een uitwijkhuis, gevolgd door een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. Tegen deze wijziging is door belanghebbenden geen bezwaar gemaakt.
Er is de afgelopen periode veel gebeurd. De uitslag van het onderzoek door het Kennis- en Service Centrum voor Diagnostiek (verder: KSCD) is bekend geworden en besproken met de vader. Aangezien de kinderen overeenkomstig het advies van het KSCD niet bij de vader zullen opgroeien is gezocht naar een vervolgplek voor beide kinderen. Voor [voornaam minderjarige 2] is er mogelijk een match gevonden, voor [voornaam minderjarige 1] nog niet. [voornaam minderjarige 1] verblijft sinds een aantal weken in een uitwijkhuis en het is wenselijk dat hij daar blijft totdat voor hem een perspectiefbiedend pleeggezin is gevonden. Met [voornaam minderjarige 2] gaat het goed, haar behandeling bij De Verrekijker slaat aan. Zij is in de omgang met de vader gegroeid, zij gaat met plezier naar de vader toe. Met [voornaam minderjarige 1] gaat het minder goed. Sinds de beschuldiging door [voornaam minderjarige 1] dat hij door zijn voormalig pleegvader is geslagen en naar het uitwijkhuis is gegaan, laat hij weer oud gedrag zien. Hij is stil en angstig en heeft behoefte aan duidelijkheid. Aan de vader zijn al meerdere vormen van hulpverlening geboden, waaronder een gezinsopname en ouderbegeleiding. Beide zijn door de vader afgewezen.

De standpunten

Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen de (gewijzigde) verzoeken van de GI. De vader kan zich niet vinden in de uitkomsten van het KSCD-onderzoek. De vader wil dat de kinderen bij hem komen wonen. [voornaam minderjarige 1] geeft zelf ook aan dat hij bij papa wil wonen.
Mr. Biesbroek heeft, namens de vader, verzocht op grond van artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een deskundige te benoemen om een nieuw onderzoek naar het perspectief van de kinderen, met name [voornaam minderjarige 1] , te laten verrichten. De vader is van mening dat hij in staat is voor de kinderen te zorgen en dat hij voldoende leerbaar is. De vader wil hulpverlening en advies krijgen om ervoor te zorgen dat [voornaam minderjarige 1] op een gezonde en veilige manier bij de vader kan opgroeien. De vader heeft de afgelopen jaren al meerdere keren om hulp gevraagd, maar er kwam niets van de grond. De vader wil uiteindelijk de zorg voor beide kinderen dragen, maar gelet op de verschillen in de problematiek van de kinderen, is het voor de vader wellicht beter als eerst ingezet wordt op een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] . De vader wil alle hulpverlening aanvaarden die daarvoor nodig is.
De pleegouders van [voornaam minderjarige 2] spreken [voornaam minderjarige 2] nog regelmatig. Sinds februari 2020 is duidelijk dat [voornaam minderjarige 2] niet bij het crisispleeggezin kan blijven. [voornaam minderjarige 2] heeft hier veel moeite mee. Ze mist de pleegouders heel erg. De pleegouders zullen altijd beschikbaar blijven voor [voornaam minderjarige 2] als zij dat nodig heeft.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben in hun leven al veel meegemaakt, waaronder een onveilige opvoedsituatie bij de moeder. Daarnaast kampen beide kinderen met (gedrags)problematiek waar hulpverlening voor nodig is. Het verleden, de problematiek en de hulpvragen die beide kinderen hebben, maken dat zij meer dan gemiddelde opvoedvaardigheden vragen van hun opvoeders. De kinderen zijn gebaat bij een stabiele, gestructureerde en veilige opvoedsituatie met opvoeders die beschikbaar zijn en kunnen aansluiten bij hun behoeftes en emoties. Uit het KSCD-onderzoek volgt dat de vader de kinderen een dergelijke opvoedsituatie niet kan bieden, waardoor een plaatsing bij de vader niet tot de mogelijkheden behoort. Hieraan ten grondslag liggen een aantal factoren. Ten eerste de problematiek van de kinderen zelf. Ten tweede is het voor de vader praktisch niet of nauwelijks haalbaar om één of beide kinderen thuis te hebben gelet op zijn werk. Ten derde beschikt de vader over onvoldoende sensitiviteit en responsiviteit.
Ten aanzien van het verzoek tot het benoemen van een deskundige overweegt de kinderrechter als volgt. Niet is gebleken dat er bij het KSCD-onderzoek over onjuiste dan wel onvolledige informatie is beschikt of dat met de beschikbare informatie een onjuiste belangenafweging is gemaakt. Daarnaast is het KSCD-onderzoek recent afgerond, waardoor kan worden gesteld dat bij het onderzoek van de meest actuele informatie is uitgegaan. Daarmee concludeert de kinderrechter dat een nieuw onderzoek naar het perspectief van de kinderen niet zal bijdragen aan de beslissing op het onderhavige verzoek.
Bovendien verzet het belang van de kinderen zich tegen een nieuw onderzoek, aangezien dit zou betekenen dat de kinderen opnieuw lange tijd in onzekerheid zullen blijven, terwijl zij juist behoefte hebben aan duidelijkheid. Recent is nog gebleken dat [voornaam minderjarige 1] terugvalt in oud gedrag als er opnieuw onzekerheden optreden in zijn leven.
Gelet hierop wordt het verzoek tot het benoemen van een deskundige op grond van artikel 810a lid 2 Rv afgewezen.
Een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing is noodzakelijk zodat de ingezette hulpverlening voor beide kinderen gecontinueerd kan worden. Daarnaast is het de komende maanden van belang dat er voor beide kinderen zo snel mogelijk een perspectiefbiedend pleeggezin gevonden wordt.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] tot 1 augustus 2021;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 1 augustus 2021;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] in een uitwijkhuis, gevolgd door een voorziening voor pleegzorg tot 1 augustus 2021;
wijst het verzoek van de vader, gedaan op grond van artikel 810a lid 2 Rv, af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2020 door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.