ECLI:NL:RBROT:2020:6847

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
31 juli 2020
Zaaknummer
C/10/598831 / FA RK 20-4490
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met schizofrenie en verstandelijke beperking

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 juli 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan schizofrenie en een verstandelijke beperking. De betrokkene verblijft al langere tijd in een klinische woonvorm en heeft in het verleden meerdere rechterlijke machtigingen op grond van de Wet Bopz ontvangen. De officier van justitie heeft op 22 juni 2020 een verzoekschrift ingediend voor een zorgmachtiging, waarbij de noodzaak van verplichte zorg werd onderbouwd door medische verklaringen en zorgplannen. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat de betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren, wat leidt tot ernstige risico's voor zijn geestelijke gezondheid en veiligheid.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het uitoefenen van toezicht, als noodzakelijk beoordeeld. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank heeft de beslissing op 6 juli 2020 mondeling gegeven en op 13 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/598831 / FA RK 20-4490
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 6 juli 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en verblijvende in GGZ Delfland, Kliniek Franz Leharstraat, 3069 MN Rotterdam,
advocaat mr. J.J. Boelaars te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 22 juni 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 11 juni 2020;
  • het zorgplan van 3 juni 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de niet ingevulde zorgkaart;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
- het bericht dat er geen relevante politiegegevens en de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 juli 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam behandelend psycholoog] , behandelend psycholoog, verbonden aan GGZ Delfland;
  • [naam behandelend specialist ouderengeneeskunde] , behandelend specialist ouderengeneeskunde, eveneens verbonden aan GGZ Delfland.
1.3.
De officier is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie en een verstandelijke beperking.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt, alsmede de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene is al sinds lange tijd bekend met schizofrenie en een verstandelijke beperking en heeft sinds mei 2010 voortdurend rechterlijke machtigingen op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) opgelegd gekregen, voor het laatst een nieuwe voorwaardelijke machtiging tot 15 juli 2020.
Betrokkene woont al langere tijd in een klinische woonvorm (welke woonvorm geen Bopz-erkenning heeft). In het verleden is betrokkene meermaals psychotisch gedecompenseerd vanwege medicatieweigering. Het ontbreekt betrokkene namelijk aan ziektebesef en –inzicht, waardoor hij zelf vindt dat er niets aan de hand is en hij een behandeling met medicatie niet nodig vindt. Tijdens periodes van medicatieweigering raakt betrokkene psychotisch ontregelt, waarbij hij zichzelf ernstig verwaarloost, zich terugtrekt en zich dreigend en geagiteerd uit.
De behandelaren verklaren ter zitting dat betrokkene zijn medicatie momenteel wel inneemt, maar dat dit een steeds terugkerend onderwerp van discussie is. Betrokkene moet steeds middels drang ervan overtuigd worden dat medicatie noodzakelijk is om decompensaties te voorkomen. Inmiddels is gebleken dat betrokkene, ook tijdens perioden van therapietrouw, zeer beperkt zelfredzaam is en dagelijks intensieve ondersteuning nodig heeft. Daarom verblijft betrokkene al langere tijd binnen de klinische woonvorm. Betrokkene is aangemeld voor een beschermde woonvorm maar er wordt overwogen of een instelling voor verstandelijk gehandicapten niet meer passend is.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene acht een behandeling met medicatie niet nodig en dient geregeld aangespoord te worden tot medicatie inname. In het verleden heeft medicatieweigering meermaals tot psychotische ontregelingen geleid en voorkomen dient te worden dat zich opnieuw zo’n situatie zal voordoen. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar ter zitting heeft aangegeven dat betrokkene tot op heden geen pogingen heeft ondernomen om de kliniek te verlaten.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 januari 2021.
Deze beschikking is op 6 juli 2020 mondeling gegeven door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, rechter, in tegenwoordigheid van K.J. Gielen, griffier en op 13 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.