In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 juli 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan schizofrenie en een verstandelijke beperking. De betrokkene verblijft al langere tijd in een klinische woonvorm en heeft in het verleden meerdere rechterlijke machtigingen op grond van de Wet Bopz ontvangen. De officier van justitie heeft op 22 juni 2020 een verzoekschrift ingediend voor een zorgmachtiging, waarbij de noodzaak van verplichte zorg werd onderbouwd door medische verklaringen en zorgplannen. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat de betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren, wat leidt tot ernstige risico's voor zijn geestelijke gezondheid en veiligheid.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het uitoefenen van toezicht, als noodzakelijk beoordeeld. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank heeft de beslissing op 6 juli 2020 mondeling gegeven en op 13 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.