In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, gaat het om een huurgeschil tussen eiser, een ondernemer die een tafel verhuurt, en gedaagde, die deze tafel huurt voor het lakken van nagels. Eiser vordert betaling van huurtermijnen vanaf juni 2019 tot aan de beëindiging van de huurovereenkomst, die oorspronkelijk tot 22 januari 2021 zou lopen. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis eiser in de gelegenheid gesteld om te reageren op de vraag of de tafel opnieuw is verhuurd. Eiser heeft inmiddels de tafel opnieuw verhuurd aan een andere huurder per 1 mei 2020, wat de basis vormt voor de beslissing van de kantonrechter. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet verplicht kan worden om huur te betalen vanaf de ingangsdatum van de nieuwe huurovereenkomst, en wijst de vordering tot betaling van huurtermijnen toe tot 1 mei 2020. Daarnaast wordt de wettelijke rente over de achterstallige huur toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 24 juli 2020.