ECLI:NL:RBROT:2020:6925

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
C/10/598529 / JE RK 20-1705
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) om de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2], te verlengen. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 12 augustus 2020. De GI verzocht om een verlenging van negen maanden, met als argument dat de kinderen zich goed ontwikkelen, maar dat er zorgen zijn over de opvoedomgeving door de complexe echtscheiding van de ouders en het gebrek aan contact met de vader. De vader ontkent beschuldigingen van seksueel misbruik door de kinderen, en de zaak is geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.

Tijdens de zitting op 28 juli 2020 zijn de kinderen, de ouders en vertegenwoordigers van de GI gehoord. De moeder voerde verweer tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, stellende dat de kinderen geen contact willen met de vader en dat de ondertoezichtstelling hen meer kwaad dan goed doet. De vader steunde het verzoek van de GI, stellende dat de kinderen het recht hebben om contact met beide ouders te hebben.

De kinderrechter oordeelde dat de ondertoezichtstelling niet gerechtvaardigd was, omdat er geen ernstige bedreiging voor de zedelijke of geestelijke belangen van de kinderen was aangetoond. De kinderrechter wees het verzoek van de GI af, maar benadrukte dat dit niet betekent dat de kinderen geen contact met hun vader mogen hebben. De ouders moeten de kinderen de ruimte geven om contact te herstellen wanneer zij daar klaar voor zijn.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/598529 / JE RK 20-1705
datum uitspraak: 4 augustus 2020

beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2004 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2006 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 16 juni 2020, ingekomen bij de griffie op 18 juni 2020.
Op 28 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , die voorafgaand apart zijn gehoord,
- de moeder, bijgestaan door advocaat mr. W.M. Vermeijden, die waarneemt voor mr. W.J.J. Trooster,
- de vader,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 12 november 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 12 augustus 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van negen maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben sinds kort een nieuwe jeugdbeschermer. Gezien wordt dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zich goed ontwikkelen. Zorgen over hun opvoedomgeving zijn er niet. De ouders zijn echter verwikkeld in de gevolgen van een complexe echtscheiding en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben al jaren geen contact met de vader. Daarnaast heeft [voornaam minderjarige 1] aangifte gedaan van seksueel misbruik door de vader. De vader ontkent deze beschuldigingen. De zaak is wegens gebrek aan bewijs geseponeerd. Momenteel is de enige vorm van communicatie tussen de ouders de maandelijkse update die de moeder naar de vader stuurt. Het niet hebben van contact met de vader kan gevolgen hebben voor de identiteitsontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De kinderen bevinden zich in de puberteit, een belangrijke levensfase waarin het belangrijk is dat kinderen zich kunnen spiegelen aan hun ouders. De GI ziet mogelijkheden tot contactherstel en heeft daarom samen met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] een plan opgesteld om het contact met de vader op te bouwen. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben eerder aangegeven achter dit plan staan. Ook is er gekeken naar het inzetten van mediation tussen de ouders. Het doel is om zo de communicatie tussen de ouders te verbeteren, waardoor het voor [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] gemakkelijker wordt het contact met hun vader te accepteren.

De standpunten

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De kinderen willen geen contact met de vader. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] weten dat ze contact op kunnen nemen met de vader als zij dit willen. De moeder is daar niet op tegen. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] moeten hiervoor de ruimte krijgen en niet gedwongen worden. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] worden verder niet in hun ontwikkeling bedreigd en er zijn geen veiligheidsrisico’s. De ondertoezichtstelling doet nu meer kwaad dan goed, nu de kinderen daardoor veel spanning ervaren. Er zijn al jaren lang problemen in de communicatie tussen de ouders. De ouders zitten nu in een patstelling.
De vader is het eens met het verzoek van de GI. De kinderen hebben het recht om hun beide ouders te kennen en contact met hen te hebben. Met de nieuwe jeugdbeschermer is de zaak opgepakt, is een gezinsplan opgesteld en zijn concrete stappen gezet. De uitvoering daarvan zou ernstig worden belemmerd als de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd. Gebleken is dat van de kant van de moeder geen medewerking wordt verleend aan contactherstel als daarvoor geen dwangkader bestaat. De kinderen hebben aan de jeugdbeschermer aangegeven dat zij wel mogelijkheden zien het contact met de vader te herstellen. Met de ondertoezichtstelling kan de stap gezet worden tot het herstel van contact tussen de vader en de kinderen.

De mening van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]

[voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben de kinderrechter verteld dat zij geen contact willen met de vader. Zij hebben al een vaderfiguur in hun leven, namelijk de stiefvader, de heer [naam stiefvader] . Hij zorgt al 12 jaar voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . De zittingen bij de rechtbank zorgen elke keer voor veel stress en spanningen bij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .

De beoordeling

Het toepassen van de maatregel van ondertoezichtstelling betekent een inmenging in het gezinsleven van ouder(s) en kind. Deze maatregel is slechts gerechtvaardigd indien zij berust op de in de wet aangegeven gronden en dient ter bescherming van het belang van het kind. Eén van die gronden is dat er sprake moet zijn van een ernstige bedreiging voor de zedelijke of geestelijke belangen van het kind.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] op dit moment enkel is gericht op het tot stand brengen van een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen. Noch van de zijde van de GI, noch van de zijde van de vader zijn ontwikkelingsbedreigingen genoemd, anders dan het gebrek aan contact tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter stelt voorop dat het in het algemeen voor de ontwikkeling van een kind belangrijk is dat het omgang heeft met beide ouders. Het ontbreken van die contacten, zoals thans het geval, betekent echter niet vanzelfsprekend dat de minderjarigen ernstig worden bedreigd in hun ontwikkeling. De enkele stelling van de GI dat dit het geval is, levert geen toereikende grondslag op voor een ondertoezichtstelling. Evenmin komen uit de stukken en het verhandelde ter zitting concrete aanwijzingen naar voren dat er zorgen zijn over de veiligheid en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , zodanig dat sprake is van een ernstige bedreiging van hun zedelijke of geestelijke belangen.
Het voorgaande betekent dat niet is voldaan aan de eisen die de wet aan het opleggen of verlengen van een ondertoezichtstelling stelt. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afwijzen.
Het voorgaande betekent niet dat [voornaam minderjarige 2] en [voornaam minderjarige 1] geen contact met hun vader zouden mogen hebben. Niet ondenkbaar is dat – wanneer de kinderen niet meer de druk van de ondertoezichtstelling ervaren – er op enig moment ruimte ontstaat dat contact voorzichtig weer aan te gaan. Het is dan aan de ouders de kinderen daarvoor de ruimte en de impliciete toestemming te geven.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.